Onderzoeksproject A3/12/001 (Onderzoeksactie A3)
THEMA
Modellering van de controle van het pelagisch ecosysteem via de hogere trofische niveaus van de marginale zone van het ijs en toepassing van het model voor het simuleren van de gevolgen van potentiële antropische storingen.
OBJECTIEVEN
- Bepaling, uitgaande van de voornaamste milieuvariabelen, van de interactiemechanismen tussen, enerzijds, de dynamica van de secundaire trofische planktonniveaus en, anderzijds, de dynamica van de lagere en hogere trofische niveaus.
- Modellering, op basis van deze interactiemechanismen, van de werking van het pelagisch ecosysteem.
- Toepassing van het model voor het simuleren van de ontwikkeling van het pelagisch ecosysteem als reactie op externe invloeden van klimatologische of antropische oorsprong.
Om deze doelstellingen te bereiken, wordt een reeks van karakteristieke fenomenen van de dynamica van het mariene ecosysteem van de Zuidelijke Oceaan in aanmerking genomen:
- De stabilisatie van de oppervlaktelagen van de waterkolom, die ieder jaar optreedt ten gevolge van de gezamenlijke inwerking van hydrodynamische en meteorologische factoren, bevordert de primaire produktie in de marginale zone van het ijs doordat het fytoplankton zich daardoor optimaal kan ontwikkelen. Behalve zijn hydrografische stabiliserende werking, heeft het ijs dat elk seizoen in zee smelt tot gevolg dat algenpopulaties vrijkomen welke aanleiding geven tot de ontwikkeling van fytoplankton in de waterkolom (kweekproces).
De aldus ontstane primaire produktie, die verticaal is opgebouwd, wordt gaandeweg opgenomen door de hogere trofische niveaus en draagt zo bij aan de verdeling ervan in de ruimte. Het proces lijkt continu en is afhankelijk van de manier waarop het zeeijs zich terugtrekt.
- Aangezien plantenetende roeipootkreeftjes en krill in de lente in de zee van Ross overvloedig voorkomen, oefenen ze een sterk grazingeffect uit op de diatomeeën en controleren zij hun biomassa. De ammoniakhoeveelheden die deze organismen afscheiden wakkeren de produktiviteit aan van kleinere fytoplanktonvormen die zich's zomers ontwikkelen.
- Naargelang zijn specifieke samenstelling, zal het zoöplankton de organische materie van fytoplanktonoorsprong zowel naar verschillende trofische compartimenten als naar verschillende watermassa's oriënteren. Afhankelijk van zijn specifiek migratiegedrag, recycleert het zoöplankton de organische materie in de eufotische zone of in de diepere lagen.
De metingen die tijdens de oceanografische campagnes werden verricht hebben tot doel het numeriek simulatiemodel van de interacties fytoplankton/zoöplankton in de waterkolom te parametriseren, kalibreren en valideren. De campagnes zullen zich richten op de stations van lange duur omdat ze karakteristiek zijn voor een gegeven staat in de tijd.