Onderzoeksproject AG/KK/154 (Onderzoeksactie AG)
Strategische doelstellingen van het project
Het Handilab-project omvat 2 doelstellingen: (1) de analyse van het socio-economische profiel van personen met een arbeidshandicap, (2) de evaluatie van de effectiviteit van de tegemoetkomingen aan personen met een handicap. De eerste doelstelling wordt gerealiseerd door middel van een analyse van de administratieve data die via het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming beschikbaar zijn. Dit onderdeel wordt uitgevoerd door de onderzoeksequipe van CESO onder leiding van Prof. dr. Jos Berghman.
De tweede vraag naar de effectiviteit van de tegemoetkomingen aan personen met een handicap wordt beantwoord door (1) een survey bij de doelgroep over hun financiële situatie en hun leefomstandigheden, (2) een onderzoek naar de haalbaarheid van een koppeling van deze data aan de IMA-gegevens omtrent medisch zorggebruik. Deze tweede doelstelling wordt uitgevoerd door de onderzoeksequipe van LUCAS onder leiding van Prof. dr. Chantal Van Audenhove en Dr. Koen Hermans.
1. Het socio-economisch profiel van personen met een handicap
De afbakening van de groep gehandicapten en personen met een langdurig gezondheidsprobleem is niet eenvoudig. Er zijn enerzijds verschillende definities terug te vinden in wetgeving en beleid(sonderzoek) en anderzijds zijn overlappingen en cumulaties van verschillende statuten mogelijk (OECD, 2003). Het gaat over een heterogene groep in diverse statuten. Personen met een handicap kunnen in aanmerking komen voor verschillende uitkeringen: primaire arbeidsongeschiktheid- of invaliditeitsuitkering, inkomensvervangende- of integratietegemoetkoming, tegemoetkoming hulp aan bejaarden, verhoogde kinderbijslag, een uitkering wegens arbeidsongeval of beroepsziekte of een vervroegd pensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid of ziekte. Wanneer deze uitkeringen gecombineerd worden met tewerkstelling worden deze personen tot de werkenden gerekend. Daarvoor kan beroep gedaan worden op bepaalde tewerkstellingsmaatregelen, zoals beschutte of ondersteunde tewerkstelling. In ieder geval dienen duidelijke criteria bepaald te worden die de definitie van een doelgroep toe laten. Vervolgens wordt onderzocht welke categorieën van arbeidsgehandicapten kunnen worden gedetecteerd op basis van het Datawarehouse AM & SB aan de hand van een beschouwing van de gegevens van de beschikbare gegevensbestanden: FOD Sociale Zekerheid, RSZ, RSZPPO, RSVZ(-KB), RKW, RVA, FBZ, FAO, RIZIV, NIC, POD MI, VDAB/Actiris/Forem /ADG en CIMIRe.
De analyse van de data wordt uitgevoerd op gestratificeerde steekproefpopulaties. Twee fasen kunnen onderscheiden worden. De eerste, cross-sectionele, fase (uitgevoerd op steekproefpopulaties in verschillende onderzoeksjaren) beschrijft het socio-economisch profiel van personen met een (arbeids)handicap naar maatschappelijk relevante variabelen over het individu en de gezinsstructuur, aangevuld met gegevens over inkomensbronnen. In de tweede, longitudinale, fase beschouwen we naast het arbeidsmarkttraject tevens de interacties en substituties tussen de verschillende stelsels van sociale zekerheid en bijstandsregelingen. We voeren deze analyse uit voor de meest recente steekproefpopulatie.
De resultaten van deze analyses zullen vergeleken worden met resultaten van studies inzake personen met een handicap die werden uitgevoerd door of in opdracht van de FOD Sociale Zekerheid en het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap en zijn Waalse tegenhanger (AWIPH).
Het eindrapport en de beschreven SAS-programma’s zullen andere onderzoeksploegen toelaten de uitgevoerde analyses na afloop van het project verder te zetten.
2. De effectiviteit van tegemoetkomingen aan personen met een handicap
De tweede centrale vraag in deze studie betreft de effectiviteit van de tegemoetkomingen aan personen met een handicap. Het betreft de inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) en de integratietegemoetkoming (IT). Enerzijds wordt de vraag beantwoord in welke mate de tegemoetkomingen armoede en sociale uitsluiting voorkomen en in welke mate de tegemoetkomingen toelaten om te kunnen participeren aan de samenleving. De onderzoekers gaan uit van een multidimensionele meting van armoede, waarbij er aandacht gaat naar de mate van uitsluiting binnen verschillende levensdomeinen. Anderzijds is het doel van deze studie om te analyseren in welke mate de uitkeringen volstaan om de extra kosten verbonden aan de handicap te compenseren. In wetenschappelijk onderzoek worden vier methodologische benaderingen gehanteerd voor het meten van de extra kosten van een handicap: (1) de subjectieve benadering, (2) de vergelijkende benadering, (3) de ‘standard of living’ benadering en (4) de budgetstandaard benadering (Tibble, 2005). In deze studie zal een combinatie van de eerste drie benaderingen worden gebruikt. De subjectieve benadering vraagt de gerechtigden om een schatting te geven van de extra kosten als gevolg van hun handicap. Het nadeel van deze benadering is dat slechts een ruwe schatting van de extra kosten wordt verkregen. Bij de vergelijkende benadering wordt het uitgavenpatroon van personen met een handicap vergeleken met dat van personen zonder handicap. De ‘standard of living’ benadering vergelijkt de levensstandaard van personen met een handicap met die van personen zonder handicap. Voor de vergelijking van het uitgavenpatroon en de levensstandaard van personen met een handicap met personen zonder handicap wordt gebruik gemaakt van bestaande data van EU-SILC en de Gezondheidsenquête.
Uit een eerste verkenning van bestaande databanken, zoals EU-SILC, de Gezondheidsenquête en de Huishoudbudgetenquête, blijkt dat personen met een IVT en/of IT onvoldoende vertegenwoordigd zijn in de steekproef of dat zij niet geïdentificeerd kunnen worden. Omdat de onderzoeksvraag niet beantwoord kan worden met behulp van bestaande databanken, is het noodzakelijk om een survey uit te voeren. Het is ten eerste de intentie van de onderzoekers om in de survey zoveel mogelijk gevalideerde instrumenten te gebruiken uit EU-SILC om de financiële situatie en de mate van materiële deprivatie te kunnen meten en vergelijken. Uit internationaal onderzoek blijkt ten tweede dat de graad van handicap een belangrijke verklaring vormt voor de extra kosten (en dus niet zozeer het type van handicap) (Stapleton, Protik & Stone, 2008). De graad van handicap zal gemeten worden aan de hand van instrumenten uit de Gezondheidsenquête. Het is ten derde de intentie om de medische kosten niet te bevragen, aangezien die bekomen kunnen worden via de IMA-databank. In het onderzoek zal moeten blijken of deze koppeling mogelijk is. Ten vierde zal de bevraging van de niet-medische kosten alleszins de volgende uitgavenposten bevatten: gezinshulp, poetshulp, verplaatsingen buitenhuis, vrijetijdsbesteding, hulpmiddelen, aanpassingen woning, meerkost communicatiemiddelen. Er zal ten vijfde ook aandacht gaan naar de leefsituatie, de mate van sociale steun en sociaal kapitaal, aangezien een gebrek aan sociale steun mogelijks leidt tot een hoger uitgavenpatroon qua hulp (Andersen, 2008; Berthoud e.a., 2008). Ten zesde zal ook het subjectief welbevinden, het toekomstperspectief en het gevoel van achterstelling (en stigmatisering) bevraagd worden.
Er zal een gestratificeerde steekproef getrokken worden bij alle personen met een inkomensvervangende tegemoetkoming en/of integratietegemoetkoming op actieve leeftijd (21-65 jaar). Er zal mogelijk gestratificeerd worden op basis van het type uitkering, woonplaats, leeftijd en graad van handicap. De bedoeling is om de data te verzamelen via face-to-face interviews bij ongeveer 1.000 personen. Indien noodzakelijk zal de bewindvoerder of de voogd bevraagd worden.
Zowel het databestand als de analyses zullen op een transparante wijze beschreven worden, zodat ook de administratie en andere onderzoekers gebruik kunnen maken van deze data.
Leden van het Begeleidingscomité
Michaël Bennetsen - Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding
Luc Blomme - SPF Sécurité Sociale
Evelien Devriese - Vlaams Welzijnsverbond
Gabriele Fettweis - Dienststelle für Personen mit Behinderung
Mireille Goemans - SPF Sécurité Sociale
André Gubbels - SPF Sécurité Sociale
Herman Janssens - Katholieke Vereniging voor Gehandicapten
Rudy Kennes - Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
Etienne Lombart - Commission communautaire française
Dirk Moens - SPF Sécurité Sociale
Lucie Ophalvens - SPF Sécurité Sociale
François Perl - Institut national d'assurance maladie invalidité
Wendy Ranschaert - Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding
Christophe Rizzo - Agence Wallonne pour l'Intégration des personnes Handicapées
Erik Samoy - Werk en Sociale Economie
Guy Van Camp - FOD Sociale Zekerheid
Guy Van De Velde - FOD Sociale Zekerheid
Koen Vleminckx - FOD Sociale Zekerheid
Onderzoekers
Annelies Debels - Katholieke Universiteit Leuven
Koen Hermans - Katholieke Universiteit Leuven
Hans Knapen - Katholieke Universiteit Leuven
Marian Moron - Katholieke Universiteit Leuven
Maartje Van der Niet - Katholieke Universiteit Leuven
HANDILAB -Deel 1 : Effectiviteit van de inkomensvervangende en integratietegemoetkomingen : eindrapport
Vermeulen, Bram - Van Der Niet, Maartje - Demaerschalk, Evelien ... et al Brussel : Federaal Wetenschapsbeleid, 2012 (SP2527)
[Om te downloaden]
HANDILAB -Deel 2 Administratieve data : eindrapport
Moron, Marian - Debels, Annelies Brussel : Federaal Wetenschapsbeleid, 2012 (SP2528)
[Om te downloaden]
Onderzoeksproject HANDILAB : synthese
Moron, Marian - Debels, Annelies Brussel : Federaal Wetenschapsbeleid, 2012 (SP2529)
[Om te downloaden]
Projet d'étude HANDILAB : synthèse
Moron, Marian - Debels, Annelies Bruxelles : Politique Scientifique fédérale, 2012 (SP2530)
[Om te downloaden]
Project HANDILAB : summary
Moron, Marian - Debels, Annelies Brussels : Federal Science Policy, 2012 (SP2531)
[Om te downloaden]