NL FR EN
www.belgium.be

De uitvoering van werk- en leerstraffen in België

Onderzoeksproject AP/18 (Onderzoeksactie AP)

Personen :

  • Mevr.  BEYENS Kristel - Vrije Universiteit Brussel (VUB)
    Coördinator van het project
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/10/2006-31/7/2007
  • M.  KAMINSKI Dan - Université Catholique de Louvain (UCLouvain)
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/10/2006-31/7/2007

Beschrijving :

Sinds de jaren negentig wordt in België de toepassing van gemeenschapsgerichte straffen door het beleid aangemoedigd. Dit vertaalt zich in de wettelijke invoering van de dienstverlening, opleiding en bemiddeling in strafzaken in 1994 en van de autonome werkstraf in de 2002. Hoewel er vanuit het politieke discours regelmatig lippendienst wordt bewezen aan de gemeenschapsgerichte straffen kwam in het verleden de toepassing ervan niet echt van de grond. Hier lijkt verandering in te komen met de invoering van de werkstraf als autonome straf.

Bij de uitvoering van de gemeenschapsgerichte straffen zijn een heel gamma van verschillende actoren betrokken. De belangrijkste partners zijn de dienst Justitiehuizen en de organisaties die de straffen in de gemeenschap coördineren en uitvoeren. Binnen het Directoraat-generaal Uitvoering Straffen en Maatregelen is de Sectie Alternatieve Maatregelen sinds 1996 verantwoordelijk voor de uitbouw, implementatie en ondersteuning van de gemeenschapsgerichte straffen in de brede betekenis van het woord.

Bij de invoering van de dienstverlening en de opleiding werden twee subsidiëringskanalen ontwikkeld, het zogenaamde ‘nationale subsidiekanaal’ en de subsidiëring via het ‘globaal plan’. Het ‘Nationale Subsidiekanaal’ voorziet in mogelijke subsidiëring van projecten op de begroting van justitie. Deze projecten hebben ofwel een vernieuwend karakter op vlak van behandeling of opleiding ofwel zijn het projecten die gespecialiseerd personeel vereisen. In de praktijk gaat het om leerprojecten zoals ‘Slachtoffer in beeld’, leerprojecten voor daders van seksueel geweld, verkeerscursussen en het project ‘Dader in zicht’. Daarnaast kunnen via het ‘Globaal Plan’, dat in eerste instantie een tewerkstellingsplan is, jaarlijks overeenkomsten afgesloten worden tussen de Federale Overheidsdienst Justitie en de gemeenten of steden om bijkomend personeel aan te werven ter omkadering van de uitvoering van de gemeenschapsgerichte maatregelen, de zogenaamde. omkaderingsdiensten op het niveau van de steden en gemeenten Gerechtelijke Alternatieve Maatregelen (GAMprojecten). Een belangrijke kritiek op deze wijze van subsidiëring is dat ze heeft geleid tot een versnippering van de initiatieven, grote inhoudelijke en lokale verschillen en een onvoldoende afstemming van het aanbod op de justitiële vraag of behoefte. Daarnaast zijn er ook nog de niet-gesubsidieerde projecten in de gemeenschap.

De doelstelling van dit onderzoek is het opstellen van een inventaris van het bestaande aanbod – rekening houdend met de verschillende subsidiekanalen en het vrije aanbod vanuit de samenleving- en het analyseren en evalueren van de knelpunten van de uitvoeringspraktijk. Deze demarches moeten leiden tot aanbevelingen die de gesignaleerde knelpunten omtrent de uitvoering van de leer- en werkstraffen kunnen helpen oplossen. Ook de mogelijkheden voor een eventuele uitbreiding van het aanbod zullen onderzocht worden, evenwel rekening houdend met de limieten in de samenleving.

Gezien de complexiteit van de subsidiëringsstructuur, de uiteenlopende aard van de projecten en de relatief beperkte duur van dit onderzoek (nl. 10 maanden) beperkt dit onderzoek zich tot de initiatieven in België met betrekking tot de werk- en leerstraffen voor meerderjarigen. Er zal hierbij aandacht zijn voor de verschillen tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel.

Er wordt gekozen voor een multi-methodologisch opzet en de dataverzameling zal gebeuren aan de hand van (1) de analyse van bestaande literatuur en velddocumenten (jaarverslagen, bestaande analyses en evaluaties vanuit het werkveld), (2) individuele interviews met sleutelpersonen uit de uitvoeringsprakijk, (3) groepsgesprekken met sleutelpersonen uit de uitvoeringspraktijk en (4) de consultatie van het volledige veld via een schriftelijke bevraging. De bedoeling van de schriftelijke bevraging is uitspraken te kunnen te doen die geldig zijn voor het ganse land en tegelijkertijd maximaal de diversiteit in kaart te kunnen brengen. De verschillende vormen van dataverzameling moeten toelaten om zowel gegevens van kwantitatieve als van kwalitatieve aard te verzamelen.

Het onderzoeksrapport zal resultaten presenteren van de volgende aard :

- Een inventaris van de verschillende betrokken actoren en uitvoeringsmodaliteiten van de werk- en leerstraffen.
- Stroomdiagrammen van de verschillende mogelijke trajecten van de uitvoering van werk- en leerstraffen.
- Een analyse van de knelpunten in de uitvoering van de werk- en leerstraffen met een syntheseschema van de resultaten.
- Aanbevelingen, o.a. gericht op het tot stand brengen van een grotere eenvormigheid in de uitvoering van de gemeenschapsgerichte straffen en een verbetering van het uitvoeringsproces, rekening houdend met lokale accenten en specifieke justitiële behoeften. Verkenning van de mogelijkheden tot uitbreiding van het aanbod.

Documentatie :

Werken en leren als straf. Onderzoek naar de uitvoering van werkstraffen en leermaatregelen in België : eindrapport = Le travail et la formation comme peines. Recherche sur l’exécution des peines de travail et des injonctions formatives en Belgique : rapport final    Brussel : Federaal Wetenschapsbeleid 2007 - Bruxelles : Politique scientifique fédérale : 2007 (SP1901)
[Om te downloaden