Onderzoeksproject AP/21 (Onderzoeksactie AP)
Steeds meer mensen klagen over tijdsdruk en tijdschaarste. De keuzemogelijkheden nemen toe, maar de dagen worden nooit langer dan 24 uren. Individuele tijdsbestedingen vormen bovendien een onderdeel van een complex samenspel van tijdsbestedingen van andere individuen, gezinnen, werkorganisaties, winkels en diensten… Verschillende tijdsordes kunnen botsen en aanleiding geven tot files, nachtlawaai, problemen bij het zoeken naar kinderopvang, wrevel bij het afstemmen van vrijetijds- en werkagenda’s,... Deze conflicten zorgen er ook voor dat de tijd ongelijkheden schept tussen mannen en vrouwen, werkenden en gepensioneerden, ouders en kinderen, werknemers met normale uurroosters en met flexibele werktijden… Deze ingewikkelde choreografie wordt nauwelijks geregisseerd, er is geen minister van tijdsordening, de overheid voert weinig tijdsbeleid.
Onder invloed van een aantal sociale, economische en culturele veranderingen is de behoefte aan een planmatig en integraal tijdsordeningsbeleid de afgelopen decennia in de meeste Westerse landen nochtans sterk toegenomen. Dit is ook de belangrijkste reden waarom er op de afgelopen 15 jaar in de meeste Europese landen tal van lokale en regionale initiatieven en projecten rond tijdsordening ontstonden (o.a. in Italië, Frankrijk; Nederland, Duitsland). Het is opmerkelijk dat er in België op dit vlak relatief weinig gebeurt. Van een geïntegreerd tijdsbeleid is eigenlijk geen sprake en ook het aantal lokale initiatieven rond tijdsordening en tijdsbeleid is erg beperkt in ons land. Daarom heeft Federaal Wetenschapsbeleid in het kader van de "Acties ter ondersteuning van de strategische prioriteiten van de Federale overheid" en op voorstel van de POD Duurzame ontwikkeling besloten een onderzoeksproject te financieren met betrekking tot deze problematiek.
Dit project zal:
(1) een aantal dominante maatschappelijke tijdsproblemen identificeren en analyseren op basis van tijdsbestedingsgegevens, publieke debatten die rond het thema gevoerd worden in de media en in de internationale literatuur en op basis van een aantal gesprekken met bevoorrechte getuigen en experts (zie taak 1.1)
(2) een aantal Europese initiatieven met betrekking tot tijdsordening bestuderen die inspelen op de eerder geïdentificeerde problemen (zie taak 1.2)
(3) nagaan in welke mate die buitenlandse initiatieven geïmplementeerd kunnen worden in België ter remediëring van de eerder geïdentificeerde problemen (zie taak 1.3).
Lessen voor een Belgisch tijdsbeleid. Een analyse van Europese initiatieven rond tijdsordening : eindrapport
Brussel : Federaal Wetenschapsbeleid, 2007 (SP1807)
[Om te downloaden]