NL FR EN
www.belgium.be

Organisatie en ontwikkeling van forensische biobanken op operationeel en wetgevend niveau in België (For2-BioB)

Onderzoeksproject B2/233/P2/For2-BioB (Onderzoeksactie B2)

Personen :

  • Dr.  RENARD Bertrand - Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC)
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/2/2023-1/5/2025
  • Dr.  STEUVE Séverine - Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC)
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/2/2023-1/5/2025
  • Prof. dr.  HAUSMAN Jean-Marc - Université Catholique de Louvain (UCLouvain)
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/2/2023-1/5/2025

Beschrijving :

Al tientallen jaren zorgt DNA voor een revolutie in het proces van waarheidsvinding in gerechtelijke procedures. Hoewel DNA al sinds het begin van de jaren negentig in het rechtssysteem wordt gebruikt, was het de wet van 22 maart 1999 die ervoor zorgde dat DNA zijn rechtmatige plaats kreeg in het arsenaal van gerechtelijke onderzoekstechnieken, met een duidelijk en strikt wettelijk kader waarin de gebruiksmogelijkheden werden gedefinieerd en de registratie en het gebruik van DNA-profielen werden georganiseerd in verschillende databanken die door Het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) worden beheerd.


Ondanks de diversificatie van de maatschappelijke toepassingen van DNA, van genetische testen in de medische sector tot genealogische DNA-testen voor recreatieve doeleinden, worden forensische genetische gegevens nog steeds enkel verkregen en verwerkt door rechtbanken en dit alleen voor strafrechtelijke doeleinden. Het huidige wettelijke kader organiseert het gebruik van DNA op een hermetisch afgesloten manier, uitsluitend voor identificatiedoeleinden en isoleert het gerechtelijk gebruik van DNA van elke andere genetische databank. Het project For2- BioB stelt de vraag naar de relevantie van dit gesloten karakter. Het project wil een open en diepgaand debat op gang brengen over de regelgeving die van toepassing is in België, in het bijzonder met betrekking tot de opties die in het buitenland en op internationaal niveau worden genomen en op de ontwikkelingen in de genetische wetenschappen. Het doel is om een aantal mogelijkheden te onderzoeken om het gebruik van nationale DNA-databanken (NDDB) efficiënter te maken en om innovatieve scenario's voor te stellen aan de Belgische wetgever voor de ontwikkeling van het wettelijke kader dat van toepassing is in dit specifieke domein.

Het project For2-BioB, dat gezamenlijk wordt uitgevoerd door het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) en Centre de recherche interdisciplinaire sur la déviance et la pénalité (CRID&P, UCLouvain), heeft als hoofddoel de organisatie en werking van NDDB's te verbeteren als instrument voor de gerechtelijke waarheid, maar ook om ervoor te zorgen dat zowel ethische als wettelijke beperkingen worden nageleefd in een omgeving die wordt gekenmerkt door regelmatige en aanzienlijke veranderingen. Om dit doel te bereiken werden twee werkgebieden gedefinieerd:

Het eerste "organisatorische" aspect is gericht op het optimaliseren van het gebruik van DNA-databanken in strafzaken en de bijhorende technologieën. Er zal met name rekening moeten worden gehouden met de gedragingen van de mensen die op dit gebied werkzaam zijn, met nieuwe technologieën en hun ontwikkelingsperspectieven en met demografische veranderingen die genetische ontwikkelingen met zich meebrengen.
Dit eerste deel is onderverdeeld in verschillende specifieke taken. Er wordt gekeken naar de mogelijke effecten van de uitbreiding van de criteria voor opname van DNA-profielen in de NDDB's en de efficiëntie hiervan. Deze uitbreiding zal leiden tot een toename van het aantal DNA-profielen dat beschikbaar is voor het vinden van overeenkomsten. De identificatie van overeenkomsten op basis van DNA-profielen van mindere kwaliteit kan echter een bron zijn van incidentele resultaten (vals-positieven). Het doel is dus om de ideale verhouding te vinden tussen het aantal profielen dat geregistreerd wordt en de relevantie van de overeenkomsten die aan de rechtbank gerapporteerd worden. Hierbij moet rekening gehouden worden met de samenstelling (het aantal microsatellieten) van een profiel alsook de statistische evaluatie van de zeldzaamheid van een DNA-profiel in de populatie.
Dit betekent dat onderzoekers ook vraagtekens moeten plaatsen bij de statistische modellen die gebruikt worden om de waarschijnlijkheid op een toevallige overeenkomst te bepalen en moet onderzocht worden welke referentiepopulatie van toepassing is voor de interpretatie.

Het tweede deel behandelt ethische kwesties en het wettelijke kader. Het doel is om een reeks scenario's voor te stellen die bedoeld zijn om wetgevers en deskundigen stof tot nadenken te geven, met het oog op een diepgaande hervorming van de regels die momenteel van kracht zijn. Het wettelijk kader zal evolueren om rekening te houden met technologische ontwikkelingen, wetswijzigingen op Europees niveau en veranderingen in het strafrechtelijk beleid.
Daartoe is het onderzoek gericht op het identificeren van 'juridische invarianten' op internationaal niveau, voornamelijk op Europees niveau. Vervolgens is het de bedoeling om, binnen de grenzen van dit kader, alle mogelijkheden uiteen te zetten waarover de wetgever beschikt om het toepasselijke rechtskader te ontwikkelen, rekening houdend met de mogelijkheden van de huidige technologieën en hun ontwikkeling. Een studie van vergelijkend recht, eerst breed en verkennend, dan gericht en diepgaand, zal ons in staat stellen om een reeks oplossingen te identificeren, net als een analyse van praktijken in het veld gebaseerd op de theorie van de strategische actor.

Het For2-BioB project maakt daarom deel uit van een technische, operationele en regelgevende aanpak die resoluut pragmatisch en toekomstgericht is. Het steunt op een interdisciplinair team van experts in forensische wetenschap, biostatistiek, criminologie en recht.