Onderzoeksproject EV/43 (Onderzoeksactie EV)
Context
Het project kadert binnen het ‘Tweede Plan voor wetenschappelijke Ondersteuning van een beleid gericht op Duurzame Ontwikkeling (PODO II)’, deel II “Global Change, Ecosystemen en Biodiversiteit”. Deze gerichte actie handelt omtrent de ‘Evaluatie van de bestaande gegevens en van de haalbaarheid van de inwerkingstelling van een monitoringsprogramma conform met de internationale verplichtingen m.b.t. de atmosferische verontreiniging afkomstig van schepen.
Sedert verschillende jaren worden voor wegvoertuigen emissienormen opgelegd die resulteren in een snelle verbetering van hun milieu-impact. Reglementeringen m.b.t. emissies van watertransport hinken echter reeds lange tijd achterop. Desalniettemin wordt watertransport nog steeds beschouwd als één van de meest milieuvriendelijke transportmodi. Dit wordt echter deels tenietgedaan door het feit dat schepen een stijgend aandeel krijgen in de totale transportemissies. Het is in dit kader dat de Internationale Maritieme Organisatie een annex aan de bestaande conventie inzake mariene verontreiniging goedkeurde om vooral de emissies van stikstofoxides en zwaveldioxide afkomstig van de scheepvaart te minimaliseren.
Beschrijving van het project:
Doelstellingen
Emissies zijn niet lokaal gebonden, en daar wereldwijd erkend wordt dat emissies op internationale schaal zouden moeten worden aangepakt, werden tussen de verschillende landen akkoorden afgesloten inzake de rapportage van hun emissies vanuit verschillende bronnen en voor verschillende polluenten. Het is eveneens in dit kader dat verscheidene monitoringprogramma’s of methodieken zijn opgesteld. Bijvoorbeeld één van de meest gebruikte is het COPERT model voor de rapportage van emissies van wegvoertuigen. Voor de rapportage van scheepsemissies is er echter geen consistent rapportagemechanisme, methodologie noch monitoringprogramma voorhanden.
Daar België echter moet voldoen aan de internationale en Europese akkoorden is een monitoringprogramma voor deze emissies evenwel noodzakelijk. Deze studie focust zich dan ook op de haalbaarheid van een dergelijk monitoringprogramma en zal inzicht verschaffen in de beschikbaarheid van bestaande gegevens en de mogelijk ondervonden knelpunten determineren.
Methodologie
Het project combineert een algemeen overzicht van de bestaande wetgeving, bestaande monitoringprogramma’s en emissiegegevens met de opzet van een nieuw monitoringprogramma voor raming van emissies die voortkomen van schepen binnen Belgisch rechtsgebied. Dit project zal rechtstreeks relevant zijn voor de Belgische verplichtingen inzake internationale akkoorden en zal voltooid worden dmv een opeenvolging van verscheidene werkpakketten (taken).
In het eerste werkpakket zal de beschikbare informatie worden geëvalueerd. Een beknopt overzicht van de bestaande luchtwetgeving op internationaal, Europees en nationaal (regionaal) niveau zal worden voorzien. In dit eerste werkpakket wordt aan de hand van beschikbare literatuurgegevens een overzicht gegeven van het transportvolume, type schepen en hun verwachte emissies. Enkel schepen die de Belgische zeehavens aandoen (Oostende, Zeebrugge, Antwerpen en Gent) zullen in deze studie worden opgenomen.
In werkpakketten 2 en 3 wordt het bestaande monitoringprogramma, dat gericht is op de emissies afkomstig van opgeslagen brandstoffen (gebunkerde scheepsbrandstoffen, geanalyseerd en de knelpunten opgelijst.
In een volgend werkpakket wordt een haalbaarheidsstudie voor de nieuwe aanpak uitgewerkt. Deze nieuwe aanpak zal zich richten op verkeersgerelateerde data. Opnieuw zullen knelpunten opgelijst worden en een eenvoudig kwaliteitscontrolesysteem opgemaakt. Verder zal een prognose worden gemaakt van de emissies van zeegaande schepen op het Belgische Continentaal plat (incl. de schepen die de Belgische zeehavens aandoen) en dit voor het jaar 2010 onder een welgedefinieerd business-as-usual scenario. Door deze cijfers te vergelijken met die van 1990 krijgen Belgische beleidsmakers inzicht in de rol die zeegaande schepen zouden kunnen spelen binnen het Kyoto-protocol.
De vergelijking van de twee benaderingen (gebunkerde branstoffen en gerelateerd aan scheepsbewegingen) voor een referentiejaar (2000 of 2002) zullen leiden tot voer voor discussie voor de beleidsmakers betreffende de toewijzing van broeikasgassen en andere polluenten van zeegaande schepen.
Verwachte resultaten
het project bestaat uit de ontwikkeling van een emissiemodel, rekening houdend met verkeersparameters in plaats van te vertrekken vanuit gebunkerde brandstoffen om de emissies van schepen te berekenen.
Partners
Activiteiten
Resource Analysis
is betrokken bij het REALISE (Regional Action for Logistical Integration of Shipping across Europe) project, dat door de Europese Commissie DG TREN gefinancierd wordt onder het ‘vijfde Kader programma’.
Onderzoekresultaten van dit REALISE Project zullen in MOPSEA worden geïntegreerd. De algemene doelstelling van REALISE is de ontwikkeling van technologische strategieën, methodologieën, en hulpmiddelen voor het Europese bedrijfsleven en voor de besluitvormers teneinde het gebruik aan te moedigen van ‘short sea shipping’.
Één van de werkpakketten binnen het REALISE project handelt omtrent de ontwikkeling van een methodologisch kader voor de kwantitatieve vergelijking en evaluatie van milieueffecten van de verschillende transportmodi zoals wegverkeer, binnenvaart, treinverkeer en short sea shipping.
VITO
Het MOPSEA projectvoorstel is tevens gebaseerd op een studie, uitgevoerd door VITO binnen het kader van het PODO II: SUSATRANS - Sustainability assessment of technologies ands modes in the transport sector in Belgium. Binnen het SUSATRANS project wordt een rapport opgesteld dat een beschrijving omvat van de verschillende technieken die voor de binnenvaart van toepassing zijn. Bijkomend wordt een emissiemodel opgesteld voor de evaluatie van technische verbeteringen in de binnenvaart. Ervaring uit het Susatrans-project kan gebruikt worden als input voor het MOPSEA project aangezien de technologische evolutie voor zeeschepen vergelijkbaar is met deze voor binnenvaartschepen.
Door VITO wordt tevens, in opdracht van VMM (Vlaamse Milieumaatschappij), een haalbaarheidsstudie uitgevoerd voor de ontwikkeling van emissiemodellen voor spoorweg en scheepvaart. Bij deze studieopdracht zijn alle mogelijke gebruikers van het toekomstige emissiemodel betrokken. De beschikbare gegevens uit deze studieopdracht zullen worden geanalyseerd en de knelpunten zullen worden benadrukt. De resultaten zullen voor het MOPSEA-project waardevol zijn.
Coördinaten
Coördinator
Els Van Cleemput
Resource Analysis B.V.
Cluster Milieu & Ruimte
Wilrijkstraat 37
B-2140 Antwerpen
Tel: +32 (0)3 270 00 34
Fax: +32 (0)3 270 00 31
els.van.cleemput@resource.be
http://www.resource.be
Promotoren
Ina De Vlieger
Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (Vito)
Expertisecentrum Integrale Milieustudies
Boeretang 200
B-2400 Mol
Tel: +32 (0)14 33 59 33
Fax: +32 (0)14 32 11 85
ina.devlieger@vito.be
http://www.vito.be
Gebruikerscomité:
Brigitte Lauwaert, Management Unit of the North-Sea Mathematical Models
Eugeen Van Crayvelt, Gent Port Company amc
Caroline De Bosscher, Flemish Environmental Institute
Leo Werkers, Royal Belgian Shipowners Association
Leo Capoen, Exmar n.v.
Tania Van Mierlo & Greet Van Laer, Ministry of the Flemish Region – Division Air
Monitoring programme on air pollution from sea-going vessels (MOPSEA) : final report
Gommers, Annick - Verbeeck, Lien - Van Cleemput, Els ... et al Brussels : Federal Science Policy, 2007 (SP1772)
[Om te downloaden]
[Om te bestellen]