Onderzoeksproject OA/12 (Onderzoeksactie OA)
Duurzame ontwikkeling is het centrale thema van het PODOII- programma, het tweede Plan voor wetenschappelijke Ondersteuning van een beleid gericht op Duurzame Ontwikkeling. Een belangrijk deel van dit programma is verwant met landbouw en de voedingssector. Duurzame voedselproductie en -consumptie zijn essentieel voor een duurzame maatschappij, omdat landbouw en voedselproductie een belangrijke invloed hebben op de ruimte en omwille van het belangrijke economische en sociale belang van de voedingssector. Iedereen is namelijk consument van voedingsmiddelen en de mensen in België besteden gemiddeld 400 euro per maand aan voeding. Duurzame ontwikkeling is daarom niet alleen een taak van de producent, maar ook van de consument die door middel van zijn of haar aankopen en eetgedrag de voedselproductie beïnvloedt. Naast de financiering van onderzoeksprojecten die zich op nieuwe, technische productieactiviteiten of op de ontwikkeling van nieuwe normen en hun gevolgen op milieu en volksgezondheid concentreren, financierde het Federaal Wetenschapsbeleid ook een aantal, dat de duurzaamheid in de agro-industrie vanuit een sociaalwetenschappelijke invalshoek bekijken. Dit was het geval voor het huidige clusterproject rond duurzame landbouw dat de resultaten van drie afzonderlijke PODOII projecten groepeert.
In sociaalwetenschappelijk onderzoek rond duurzaamheid, wordt vaak aangenomen dat duurzame ontwikkeling een sociaal bouwwerk is waarbij verscheidene actoren met uiteenlopende waardepatronen betrokken zijn. Wat één persoon als duurzaam ziet, is niet noodzakelijk duurzaam voor een ander. Dit leidt tot spanningen en problemen en maakt normatieve oplossingen, gevonden in waardevrije omgevingen of laboratoria, vaak ongeschikt. Één van de taken van sociaalwetenschappers is deze problematiek verder te onderzoeken. Het moderne sociaal wetenschappelijk onderzoek vertrekt dan ook vanuit een acteurgeoriënteerde benadering. In dergelijke benadering worden verschillende mensen die betrokken zijn bij een probleem en hun wederzijdse relaties ter discussie geplaatst. Daarna wordt geanalyseerd hoe deze verschillende partijen een thema, zoals dat van duurzaamheid, opnemen in hun handelingen. Op die manier wordt geprobeerd om sociale fenomenen in hun globaliteit te begrijpen en te onderzoeken hoe economische en sociale systemen functioneren en hoe men deze in een duurzamere richting kan sturen.
Dit soort onderzoek eist een andere benadering. Men moet de traditionele methode, waarin hypothesen worden geformuleerd en getest d.m.v. empirische analyse aan de hand van econometrie en statistiek, gedeeltelijk verlaten. De problemen van duurzaamheid worden vaak zo sterk beïnvloed door hun context dat slechts diepgaand, contextgebonden onderzoek oplossingen kan aanreiken. Hierdoor kan worden onderzocht hoe verschillende raderen van het sociale systeem werken en welke problemen er ontstaan indien men dit systeem wil aanpassen. Op deze manier, wordt een beter begrip van wat werkelijk gebeurt bekomen, wordt aangegeven wat de motieven zijn van alle actoren om op een bepaalde manier te reageren en wordt beschreven wat de keuzes van mensen beïnvloedt. Zodra dit gekend is, kan men naar manieren zoeken om de bestaande weerstanden op te heffen of ze om te buigen in andere richtingen. In dit soort onderzoek is het noodzakelijk om de specificiteit van bepaalde gevallen te overschrijden en algemene conclusies te formuleren (ground-based theorievorming).
Een eerste belangrijke vaststelling die naar voor komt door de verschillende onderzoeksprojecten te groeperen, is dat om meer duurzaamheid na te streven, de coherentie tussen verscheidene schaalniveaus moet worden verhoogd, zowel op individueel niveau (landbouwer, bedrijf, en consument), op netwerkniveau als op ruimtelijk niveau. Een belangrijk element hierbij is het beheer van de spanningen die tussen deze schaalniveaus ontstaan. De spanningen leiden enerzijds tot innovatie, maar kunnen het ontwikkelingsproces ook verlammen en oplossingen belemmeren. Daarom is een harmonisatie nodig tussen enerzijds wat in de institutionele economie wordt weergegeven als ‘fixing game rules’ (de institutionele omgeving met zijn normen en wetten) en anderzijds de vrijwaring van voldoende ruimte voor alle leden van een netwerk om zelf naar relaties en afspraken te zoeken (m.a.w. om de manier waarop het spel wordt gespeeld zelf te bepalen). Het vinden van dit evenwicht is niet eenvoudig en sociaalwetenschappelijk onderzoek, zoals hier geschetst, kan een belangrijke meerwaarde leveren.
Een tweede resultaat vanuit het cluster project, is dat duurzaamheid een leerproces is waarin de rol van onderzoeker verschoven is van bedenker van oplossingen tot gids voor het organiseren van veranderingsprocessen. Daarom moeten onderzoekers samen met alle actoren in kwestie, het probleem formuleren en oplossingen identificeren en evalueren. Dergelijk onderzoek is daarom nooit waardevrij en dwingt onderzoekers om een evenwicht te zoeken tussen hun rol als neutrale waarnemers (noodzakelijk om de gevallenstudie te kunnen overschrijden) en hun betrokkenheid bij het probleem (noodzakelijk om het probleem volledig te kunnen begrijpen en beschrijven). Dit vraagt meer van de onderzoekers dan enkel technische kennis. De sociale vaardigheden en het communiceren met de actoren in kwestie, evenals het transdisciplinaire denken en werken, zijn slechts enkele van de vele vereiste vaardigheden.
Het derde resultaat dat door het groeperen van verschillende benaderingen wordt bekomen, betreft de organisatie, de evaluatie en de financiering van dergelijk sociaalwetenschappelijk onderzoek, waarvan de methodes en resultaten veel onzekerder zijn dan die van traditioneel normatief onderzoek. In dit onderzoeksmodel komt de integratie van sociale en technische wetenschappen met theoretisch en empirisch onderzoek op de eerste plaats. Dergelijk transdisciplinair onderzoek vereist andere onderzoeksmodellen (in Nederland spreekt men van een verschuiving van type-1 naar type-2 onderzoek) waarbij de leerprocessen de belangrijkste bouwstenen zijn. Dit vereist echter ook een andere vorm van onderzoeksevaluatie waarin naast de wetenschappelijke output - die door middel van traditionele outputindicatoren wordt gemeten - ook de potentiële bijdrage tot verandering en creatie van leerprocessen in overweging wordt genomen. Niet alleen in duurzame landbouw speelt de schaal van beoordeling en interpretatie van resultaten een rol, dit is ook het geval bij het evalueren van wetenschappelijk onderzoek op zich.
De hierboven beschreven geleerde lessen tonen aan dat onderzoek over onderzoek (zoals dit clusterproject) tot veel toegevoegde waarde leidt en dat specifieke sector - en contextgebaseerde conclusies, tot nuttige en algemene resultaten kunnen leiden. Dit onderzoek is een goed voorbeeld van het nut van sociaalwetenschappelijk onderzoek en toont aan dat de gemengde onderzoeksacties en clusterprojecten tot een duurzamere maatschappij leiden.
Sustainable agriculture: an integrated approach for communication between scientists and stakeholders : final report
Van Huylenbroeck, G. - Vandermeulen, V. - Van Ecke, E. ... et al Brussels : Belgian Science Policy, 2006 (SP1675)
[Om te downloaden]
[Om te bestellen]