NL FR EN
www.belgium.be

Systemen met gereduceerde dimensionaliteit

Onderzoeksproject P4/10 (Onderzoeksactie P4)

Personen :

Beschrijving :

In de domeinen van de vaste-stofwetenschappen en de materiaalkunde worden systemen met gereduceerde dimensionaliteit (SGD) gedefinieerd als materiaalsamples met minstens één kleine geometrische dimensie die maximaal van dezelfde grootteorde of kleiner is dan een bepaalde intrinsieke of extrinsieke karakteristieke lengte. Door hun zogenaamde mesoscopische dimensies zijn deze SGD's onderhevig aan oppervlakte-, interface- en quantum-effecten. De algemene doelstelling van het IUAP-project is het bestuderen van zulke effecten op structurele, elektronische, optische en transporteigenschappen om zo het inzicht in SGD's, zowel op het fundamentele als op het toegepaste vlak, te verbeteren.

De voornaamste onderzoeksonderwerpen zijn de volgende:

1.Nanobuisjes en nanodeeltjes : C en CBN nanobuisjes, fullerenen, metaalclusters, metaaloxide- en halideclusters, metallische nanodraden.

2.Organische lagen : Polymeermaterialen afgezet op substraten of metalen afgezet op polymeren.

3.Magnetische dunne films : Transporteigenschappen in dunne magnetische films en heterostructuren. Reuze magnetoweerstand in superroosters en heterogene nanodraden.

4.Oxides : Films en clusters van hoge-temperatuursupergeleiders, perovsk-structuren, SiO2, transitiemetaaloxides.

De onderwerpen werden zodanig gekozen dat er wordt voortgebouwd op het feit dat de verschillende ploegen van het IUAP-netwerk reeds meerdere jaren actief waren in de aangehaalde onderzoeksdomeinen en dat er reeds verscheidene samenwerkingen betreffende deze onderwerpen tussen verschillende laboratoria in het consortium bestonden. Bij de selectie werden ook overwegingen in acht genomen zoals het gepaste tijdstip op internationaal vlak, de rijke inhoud aan fundamenteel fysische en scheikundige fenomenen in de vaste stof en de relevantie voor technologische toepassingen in micro-elektronica en scheikundige industrie. Belangrijke aspecten bij deze keuze waren de wetenschappelijke paraatheid van de laboratoria in conceptuele fysische en scheikundige kennis, de beschikbaarheid van instrumenten, experimentele expertise en knowhow in verband met de theoretische modellering