Onderzoeksproject P4/12 (Onderzoeksactie P4)
Doel van het voorstel is een reconstructie van de mechanismen volgens dewelke inheemse nederzettingen in het westen (Romeins België) en oosten (Pisidië) van het Romeinse Rijk zich in de keizertijd ontwikkelden tot geürbaniseerde centra en tijdens de laat-Romeinse periode in verval raakten (nederzettingsgeschiedenis). Via interdisciplinair onderzoek worden de rol van milieu (paleoecologie) en de exploitatie ervan (paleoeconomie) hierbij nagegaan. Bijzondere aandacht gaat uit naar de aanwending van grondstoffen - vooral klei (keramiekonderzoek) - en dieren.
Beide gebieden werden rond dezelfde tijd (50 v.Chr. : België; 95 v.Chr. : Pisidië) in het Romeinse Rijk opgenomen. In beide streken leefde een inheemse cultuur (Keltisch in België; Pisidisch in Sagalassos en omgeving), waarvan enkel de oosterse rechtstreeks door de klassieke beschaving was beïnvloed. In het westen was het contact hiermee veel marginaler gebleven. Daardoor was de impact van de Romeinse overheersing op de ontwikkeling van nederzettingen en nederzettingspatronen in oost en west zeker verschillend. Het feit dat deze impact gebeurde binnen een zelfde economisch geheel, nl. het Romeinse Imperium, laat evenwel toe de evolutie binnen beide gebieden onderling te vergelijken. Deze laatste kregen vanaf de 3de eeuw n.Chr. alle twee met moeilijkheden af te rekenen als gevolg van invallen en militaire conflicten. In het westen resulteerde dit in de vestiging van een nieuwe bevolkingsgroep (Germanen), waardoor de Romeinse bestuursstructuren verdwenen en op veel plaatsen ook de stedelijke cultuur. In het oosten bleef dezelfde bevolking wel aanwezig, maar werden de oude stedelijke cultuur en haar bestuursvormen in de 5de-6de eeuw n.Chr. eveneens opgelost als gevolg van de christianisering van de maatschappij en de vorming van het Byzantijnse Rijk. De impact hiervan op urbanisatie, milieu en economie wordt nagegaan.
De nederzettingsgeschiedenis words onderzocht door een interdisciplinaire ploeg via opgravingen en prospectie in Sagalassos (KUL) en in België (UCL). Hierbij wordt gekeken naar de evolutie van de nederzettingspatronen (inplanting van sites) en van de urbanisatie in stedelijke en meer landelijke milieus tijdens de Romeinse overheersing. Daarbij wordt ook de invloed van de pre-Romeinse cultuur en van de natuurlijke omgeving bepaald. Bijzondere aandacht zal uitgaan naar de urbanistische en economische aspecten van de overgang Oudheid-vroege middeleeuwen. De voorbije jaren hebben de drie partners heel wat aandacht geschonken aan de paleoecologie. De gedetailleerde studie hiervan zal aan de KUL vooral binnen een zopas toegekende G.O.A. over het territorium van Sagalassos (M. Waelkens), en aan de UCL via een EU-COST project (R. Brulet) worden onderzocht. Binnen de IUAP zal vooral aandacht worden geschonken aan het fysische landschap in en rond Sagalassos, aan zijn geomorfologische evolutie en aan de studie van de macro- en microfauna voor een paleoecologische reconstructie van het milieu in oost en west (KMMA).
Voor de paleoeconomie zal er tussen KUL en UCL heel intens worden samengewerkt (thematisch en analytisch) op het vlak van de exploitatie van grondstoffen, vooral keramiekproductie en -handel, terwijl het KMMA het dierlijk materiaal uit Sagalassos en Romeins België zal bestuderen in functie van de identificatie van het dierbestand, de economische aanwending ervan en de slachtseizoenaliteit (identificatie van voedselbronnen per jaargetijde).