NL FR EN
www.belgium.be

Stad en samenleving in de Lage Landen (1200-1800): ruimte, kennis, sociaal kapitaal

Onderzoeksproject P6/32 (Onderzoeksactie P6)

Personen :

  • Prof. dr.  BOONE Marc - Universiteit Gent (UGent)
    Coördinator van het project
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/1/2007-31/12/2011
  • Prof. dr.  DRAGUET Michel - Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (KMSK)
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/1/2007-31/12/2011
  • Prof. dr.  LEFEVRE Patrick - Koninklijke Bibliotheek van België (KB)
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/1/2007-31/12/2011
  • Prof. dr.  BLONDE Bruno - Universiteit Antwerpen (UA)
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/1/2007-31/12/2011
  • Dr.  WEISS Monique - Université Libre de Bruxelles (ULB)
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/1/2007-31/12/2011
  • Prof. dr.  PRAK Maarten - Utrecht University (UU)
    Betoelaagde buitenlandse partner
    Duur: 1/1/2007-31/12/2011

Beschrijving :

Het projectvoorstel bouwt voort op de verworvenheden van het vorige IUAP-project (http://www.ulb.ac.be/urbs). Om de wetenschappelijke doelstellingen te bereiken, wil het netwerk in een ruimere en verjongde samenstelling aan het werk. De bestaande expertise op het terrein van de stadsgeschiedenis waarover onderzoeksgroepen uit verschillende Belgische universiteiten (en één Nederlandse partner) beschikken, wordt in het projectvoorstel samengebracht langs onderzoekslijnen die aansluiten bij hedendaagse trends in historisch onderzoek, waarbij methodologische innovaties worden uitgetest. Een eerste vernieuwing ten opzichte van het vorige IUAP-project is de verbreding van het chronologische spectrum, zodat het project zowel de late Middeleeuwen en als het hele ‘Ancien Régime’ (ca. 1200 tot 1800) omvat.

Het voorstel ontwikkelt drie onderzoekslijnen (de zogenaamde work-packages) die voornamelijk een socio-culturele en ruimtelijke analyse van historische processen op het oog hebben, met name (1) stedelijke ruimte, (2) kennis en cultuur, (3) sociaal kapitaal. Het vorige project onderzocht reeds verscheidene deelaspecten van deze ‘work-packages’, echter, in de lijn van de evaluatie van fase V, zal een en ander in een resoluut internationaal comparatief perspectief worden geplaatst en uitgesproken interdisciplinair verlopen (met onder meer kunsthistorici en geografen).

De samenstelling van de ploeg (UGent, KB, UA, ULB, KMSKB, UU) is ingegeven door de zorg maximaal de momenteel bestaande competenties aan bod te laten komen; de verruiming ten opzichte van fase V is op haar beurt weer geïnspireerd door enerzijds de behoefte om de ‘cultural studies’ interdisciplinair zichtbaarder te maken (vandaar de opname van het KMSKB). Anderzijds, heeft de behoefte om het verband tussen stedelijke economie en de verspreiding van kennis, het thema van de vroege kenniseconomie, te onderzoeken ertoe geleid om de Universiteit Utrecht (UU) als Europese partner voor te stellen. De Europese partner uit fase V (Universiteit Leiden) kan om administratieve redenen niet langer op institutionele basis deelnemen aan het nieuw project, maar de bestaande samenwerking wordt behouden (zoals in het onderzoek naar stedelijke adel en de representatie van stedelijke samenlevingen). Deze fundamentele optie van ‘continuïteit in verandering’ heeft er ook toe gevoerd dat het team er voor kiest tevens de samenwerking met het begeleidend panel van buitenlandse wetenschappelijke experten (een unaniem als verrijkend ingeschatte ervaring) te behouden. Tot slot zullen aanverwante projecten, zowel collectief als op individuele basis, die met andere inkomensbronnen gefinancierd worden, het onderzoek van elke ‘workpackage’ daadwerkelijk ondersteunen. Het bestaan van deze projecten weerspiegelt de kritische massa die rond het IUAP project is opgebouwd.

Samenvattend kan men stellen dat het project een essentiële bijdrage wil leveren aan een onderzoeksdomein waarvoor het historische onderzoek in België al generaties lang over een uitstekende reputatie geniet. Sommige onderzoeksthema’s zijn bovendien van groot belang om de problematiek van de hedendaagse stedelijke samenleving te begrijpen en problemen rond globalisering en wereldwijde verstedelijking te kunnen evalueren. De sterke nadruk op bijvoorbeeld het onderzoek naar de verspreiding van kennis en zijn praktische toepassing en op de studie naar processen van integratie en uitsluiting op de arbeidsmarkt, zijn relevant voor inzicht in de problematiek van de huidige stedelijke samenleving.

1. Stedelijke ruimte

Twee onderzoeksthema’s staan centraal: de studie van de stedelijke ruimtes en de veranderingen die ze ondergaan hebben enerzijds, de stedelijke netwerken anderzijds. Beide kwamen reeds aan bod in de voorafgaande fase, in de zesde fase zal de nadruk liggen op de mobiliteit binnen de stedelijke hiërarchie in de Nederlanden (en niet langer op de statische studie van de hiërarchie zelf) en op de dynamiek ontwikkeld door economische, politieke, culturele, sociale en religieuze netwerken in stedelijke centra. Hoe omgevingsfactoren en materiële omstandigheden de ontwikkeling van een performant stedelijk netwerk hebben mogelijk gemaakt zal als aandachtspunt behouden blijven, waarbij rekening zal gehouden worden met de politieke en sociale krachten die binnen de stedelijke samenleving tot ontwikkeling waren gebracht. Concreet onderzoek richt zich op de mobiliteit van commerciële elites en ambachtslieden (in de eerste plaats van ‘gevoelige’ sectoren: boekdrukkers, muntpersoneel en kunstenaars). De chronologische uitbreiding tot het gehele Ancien Régime zal ook het thema van het inschakelen van het stedelijk netwerk in een breder Spaans en Oostenrijks machtsnetwerk naar voren brengen. Ook het thema van de representatie van het stedelijke landschap wordt op verschillende wijzen benaderd. De integratie van de KMSKB in het project opent bijvoorbeeld de weg naar een onderzoek van de afbeelding van steden en het onmiddellijk omringende platteland in de kunst, en de opname van een geograaf in het project (UGent) heeft als doel een hedendaagse representatie van de historische realiteit na te streven. De evaluatie van IUAP-fase V bracht een cartografische nood aan het licht. In een meer methodologisch onderzoek zullen verschillende onderzoekers hun competenties als geograaf, historicus en informaticus bundelen om door middel van digitale technieken de stedelijke samenleving cartografisch in beeld te brengen.

2. Kennis en cultuur

In de stadsgeschiedenis heeft zich een belangrijke thematische verschuiving voorgedaan, waarbij onderzoek naar hoe sociale groepen zich cultureel representeren onder de aandacht is gebracht. Deze paradigmatische wijziging was reeds in het vorige onderzoeksprogramma aanwezig (via onderzoek naar stedelijke identiteit en ideologie). Verder bouwend op deze expertise wordt hier een verdere integratie van het sociaal-economisch en cultureel onderzoek voorgesteld, met de sleutelrol van stedelijke middengroepen als vertrekpunt. Vooral de vraag hoe ‘cultureel kapitaal’ (geletterdheid, intellectuele en artistieke vaardigheden, praktische en theoretische kennis) werd verworven, gereproduceerd en omgevormd stond daarbij centraal. Verder in welke mate dit cultureel kapitaal al dan niet een motor was voor veranderingsprocessen in de stedelijke samenleving? Uiteindelijk zal het circuleren van praktische (en dus ook toegepaste) en theoretische kennis vanuit verschillende standpunten aan bod komen, dit in direct verband met het debat over de ontwikkeling van een vroeg ‘kenniseconomie’. Dit zal uitgebreid worden naar een onderzoek van het circuleren van politieke en religieuze opvattingen in een stedelijke context, met aparte aandacht voor media en voor materiële uitdrukkingsvormen van ideologie, waarbij wordt teruggekoppeld naar de vraag hoe identiteit opgebouwd werd, en hoe deze aan wisselende contexten werd aangepast.

3. Sociaal kapitaal

Geïnspireerd door antropologisch en sociologisch onderzoek zal deze derde onderzoekslijn verder bouwen op thema’s die in de vorige fase werden aangeraakt (klemtoon op het civilisatieproces en op gedragsregulatie) en zich daarbij concentreren op twee thema’s: het tot stand komen en de toegang tot ‘sociaal kapitaal’ en de aard van dit sociaal kapitaal zelf. De studie van ‘sociale netwerken’ wordt de leidraad in dit work package. Historici moeten de alledaagsheid van historische actores in rekening brengen, maar ook aandacht houden voor lange termijn evoluties, zoals politieke centralisatie, ontwikkeling van handelskapitalisme, consumptiepatronen, (de-)urbanisatie, de impact van instituties op de economie. In concrete onderzoeken zal zich dit vertalen in onderling gerelateerde onderwerpen: het functioneren van het middenveld (clubs, broederschappen, corporaties alllerhande); strategieën van conflictbeheersing; sociaal-culturele identiteit van middengroepen; integratie van middengroepen, dank zij artistieke en artisanale productie, in bredere politieke gehelen (zoals staat en hof). Andermaal zal de chronologisch verbreding en de interdisciplinaire aanpak vergelijkingen toelaten zowel binnen het kader van de Nederlanden als met andere verstedelijkte delen van Europa. Ook voor deze work package zal ondersteunend onderzoek uit andere aanverwante onderzoeksprojecten een meerwaarde opleveren.

Gezien het belang van de stad in de geschiedenis van de Nederlanden, zal het project de uitzonderlijke rol en de specifieke ontwikkeling van steden in de Lage Landen in een Europese context plaatsen. Meer dan in de vorige fase van het IUAP zal de nieuwe fase actief deelnemen aan de ontwikkelingen in het academische onderwijs in België (zoals de betrokkenheid in doctoraatsopleidingen en in Master-curricula). In de hedendaagse samenleving is de nood aan historische duiding erg groot. Het project zal daarom actief deelnemen aan de popularisering van onderzoeksresultaten en aan de ontwikkeling van diverse stadsmusea die op stapel staan in de periode waarbinnen het project loopt. Deze samenwerking is niet zomaar toevallig, maar beantwoordt aan een behoefte naar historische duiding van maatschappelijke processen.

Documentatie :