NL FR EN
www.belgium.be

Groter Mesopotamië: reconstructie van zijn milieu en geschiedenis

Onderzoeksproject P7/14 (Onderzoeksactie P7)

Personen :

  • Dr.  GUBEL Eric - Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG)
    Coördinator van het project
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/4/2012-30/9/2017
  • Dr.  ABRAHAM Kathleen - Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven)
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/4/2012-30/9/2017
  • Dr.  GERMONPRE Mietje - Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN)
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/4/2012-30/9/2017
  • Dr.  TAVERNIER Jan - Université Catholique de Louvain (UCLouvain)
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/4/2012-30/9/2017
  • Dr.  NIEDERREITER Zoltan - Eötvös Loránd University (Budapest) (ELTE BTK)
    Betoelaagde buitenlandse partner
    Duur: 1/4/2012-30/9/2017
  • Dr.  ENGLUND Robert - University of California, Los Angeles (UCLA)
    Betoelaagde buitenlandse partner
    Duur: 1/4/2012-30/9/2017
  • Dr.  JOANNES Francis - Université Paris 1 Panthéon-Sorbonne (Univ-Paris 1)
    Betoelaagde buitenlandse partner
    Duur: 1/4/2012-30/9/2017
  • Dr.  KANIEWSKI David - Université Paul Sabatier – Toulouse 3 (UPS)
    Betoelaagde buitenlandse partner
    Duur: 1/4/2012-30/9/2017

Beschrijving :

Dit onderzoeksproject zoomt in op het Oude Nabije Oosten, een regio die zich uitstrekt van Oud-Iran en het Arabische schiereiland tot het Middellandse Zeegebied. Het beoogt de wisselwerking tussen de mens en zijn omgeving te bestuderen, naast de evolutie en de interactie tussen gemeenschappen in de loop van de regionale geschiedenis. Het project bouwt voort op de vorige fasen van deze ervaringsrijke IAP die tijdens de voorgaande fase overigens de beste vermelding kreeg van de IAP-projecten binnen de menswetenschappen. Deze uitmuntendheid op het gebied van onderzoek heeft nieuwe partners in binnen¬en buitenland aangetrokken. De know-how van vier Belgische teams verbonden aan twee Belgische universiteiten en twee Federale Wetenschappelijke Instellingen wordt in deze fase volledig geïntegreerd.

Doel van dit project is om volledig nieuwe perspectieven te openen voor wat de belangrijkste historische evoluties betreft, dank zij de integratie van klimatologische gegevens, spijkerschriftteksten, archeologisch veldonderzoek en pollenanalyses. Het gaat daarbij om het bijeenbrengen van nieuwe gegevens gecreëerd door het koppelen van disciplines uit de mens-en natuurwetenschappen om aldus de evolutie te recreëren van de natuurlijke omgeving en de impact van de mensheid. Klimatologische veranderingen en de reconstructie van antieke biotopen worden bestudeerd door de IAP partners aan de hand van geschreven bronnen, archeologisch en milieugericht veldonderzoek. De studie van zegels en zegelafdrukken verleent een meerwaarde aan deze nieuwe fase van het project GMREH dank zij het feit dat ze als geen andere bron de grensoverschrijdende verhoudingen en wisselwerking tussen preklassieke gemeenschappen letterlijk in beeld brengt.

Vanuit methodologisch oogpunt benadert dit onderzoek de geschiedenis van het Oude Nabije Oosten (in zijn breedste betekenis van de materiële geschiedenis tot de culturele fenomenen), vanuit een combinatie van natuurkundige, historische en archeologische standpunten. Deze benadering toetst tezelfdertijd een aantal fundamentele vraagstukken inzake chronologie, evolutie van het klimaat, kustlijnvariaties en materiële cultuur. Een dergelijke ver doorgedreven pluridisciplinariteit kan uiteraard geen proces dulden waarin archeologie, geologie, filologie, historische geografie en geschiedenis naast elkaar worden ingezet, wat enkel zou leiden tot het produceren van nog meer gegevens binnen de beperkingen van elk van deze disciplines. Een volledig geïntegreerde synergie van deze invalshoeken is essentieel. Het ligt voor de hand dat een dergelijk ambitieus programma niet door een enkel team verwezenlijkt kan worden. Vandaar dan ook dat het project geruggensteund moet worden door een veelomvattend netwerk, zoals hetgene dat hier wordt voorgesteld.
Wat de algemene structuur van het project betreft, wordt voorgesteld om de beproefde en uiterst succesvolle formule van de Werkpakketten aan te houden en als volgt uit te breiden:

I. Cartografie en prospectie

Tijdens de vorige fasen werden kaarten, satellietbeelden en prospectiedata gedigitaliseerd en in een GIS¬systeem geïntegreerd, naast gegevens van Arabische geografen en Europese reisverslagen. Deze data betreffen voornamelijk de Mesopotamische alluviale vlakte, Noord-Syrië, de Syrische kust en West-Iran. Bijkomend veldonderzoek en een controle van de bestaande data op basis van de onderzoeksresultaten van de andere Werkpakketten zullen tot nieuwe inzichten leiden van de evolutie van het landschap. Dit geldt meer bepaald voor de riviersystemen en de veranderende kustlijnen op basis van dewelke evolutionaire landschapsmodellen nu kunnen ontwikkeld worden. Op hun beurt zullen deze laatste ook een rol spelen in onze herwaardering van de geschiedenis van deze regionen.

II. Archeologie in context

Eens in een bredere context geplaatst, zullen de resultaten van archeologisch veldwerk een verreikende en
diepgravende studie van de culturele identiteit en sociale uitwisselingen in Elam, Luristan, Anatolië, de Noordelijke en Centrale Levant en het Oostelijk Mediterrane Bekken toestaan tijdens de overgangsperiode van de Late Bronstijd naar de Vroege IJzertijd. Deze periode, bekend als “Het Duistere Tijdperk” wordt gekenmerkt door ingrijpende veranderingen. Onze eerdere studies hebben aangetoond dat een nieuwe interpretatie en een beter begrip van deze cruciale periode mogelijk is, zij het enkel via een interdisciplinaire samenwerking.

III.Historische geografie

De identificatie, op kaarten, van oude plaatsnamen, namen van rivieren en hun veranderend tracé zijn basisvoorwaarden voor het begrip van de geschiedenis van een regio en de plaatselijke beschavingen. Zoals in de voorgaande fasen zullen geografische/geomorfologische en tekstgegevens (toponymie) gecombineerd worden om modellen op te stellen.

IV. Milieugerichte geo-archeologie

Klimatologische reconstructies bieden inzicht in patronen van menselijke nederzettingen en de natuurlijke bronnen die de Mens in zijn omgeving aantreffen. Ze laten tevens toe om de impact van de mens op het milieu te controleren, zoals bijvoorbeeld de toenemende ontbossing (een fenomeen waarover historische bronnen aanzienlijke bijdragen leveren). Deze werkte mogelijk een grotere sedimentaanvoer in de hand, naast de verzilting van rivieren en irrigatiekanalen. De evoluerende kustlijn van de Perzische Golf zal opnieuw onderzocht worden in de context van veranderingen teweeggebracht door menselijk toedoen of door sedimenttoevoer. De ondiepe continentale plaat parallel met de kustlijn zal geprospecteerd worden, wat bovendien zal toestaan om de verschillende factoren te ontwaren die veranderende nederzettingspatronen veroorzaakten als gevolg van kustlijnveranderingen. Zowel in Khuzestan (W-Iran) als in Tell Tweini op de Syrische kust werden tijdens vorige fasen van de IAP aanwijzingen gevonden van klimaatsveranderingen. Opdracht van deze fase wordt om deze gegevens in een model te integreren. Op zichzelf zijn de vergaarde gegevens zeer beloftevol: de klimaatsverandering die in de regio van Tell Tweini werd waargenomen (aan te vullen met data uit Tell Kazel en Cyprus) zou inderdaad de supraregionale crisis van de 12de eeuw kunnen verklaren. De klimaatsverandering in Khuzestan kan alvast gekoppeld worden aan de evoluerende kustlijn van de Perzische Golf.

V. Geschiedenis en chronologie

Dank zij het opnieuw doorlichten van fundamentele gegevens kon al een nieuwe chronologie voorgesteld worden voor het tweede millennium waardoor het probleem van de “Duistere Periode” volgend op de oud-Babylonische periode opgelost werd. Nieuw tekstmateriaal (zo’n 500 kleitabletten uit DOr-Abiešuh) zullen ook nieuw licht werpen op deze periode. Gelet op onze milieustudies is het niet onbelangrijk om hier aan toe te voegen dat een klimaatsverandering voorgesteld werd als een van de oorzaken van deze overgang. Een andere overgangsperiode die onze IAP bestudeert, is die van de Late Bronstijd naar de Vroege IJzertijd in het gebied rond Tell Tweini en Tell Kazel op de Syrische kust. De heropbloei van een stedelijke cultuur in beide sites en op de noordelijke Fenicische kust mag in verband worden gebracht met een zich snel ontwikkelend economisch handelsnet dat Cyprus, Fenicië en Centraal-Syrië omvatte. De invoer van Cyprische ceramiek in Tweini en, vooral, Kazel illustreren deze verbeterde economische situatie. Nieuw onderzoek naar de situatie in Anatolië tijdens deze periode zal ongetwijfeld leiden tot een betere kennis van de geschiedenis van dit gebied. De studie en publicatie van omvangrijke corpora spijkerschriftteksten (Nippur, DOr-Abiešuh, Kissura, Marad en Malanate), rekening houdend met het belang van zegelafrollingen, staan hoog op de agenda. Studies over de zegelkunst tenslotte, zullen de complexe fenomenen van culturele interactie treffend illustreren.

VI. Beeldproductie en Technologie

De standaardprocedure van de traditionele fotografie houdt zelden rekening met de specifieke belichting van alle oppervlakken van driedimensionale objecten of zelfs met al hun onderdelen, met een ontoereikende leesbaarheid als gevolg. Nieuwe technologieën, waarmee sommige leden van het Belgisch netwerk reeds een expertise opbouwden in de afgelopen jaren, openen de toegang tot enkele state-of-the-art systemen om archeologische sites en objecten als 3D beelden te digitaliseren. Ze zullen in deze nieuwe IAP fase maximaal benut worden om opgravingmateriaal en archeologische voorwerpen in de verzamelingen van de KMKG, de KUL en de UCL een optimale zichtbaarheid te verlenen. De Portable Light Dome, ontwikkeld door ingenieurs en vorsers van de KUL en gesubsidieerd door het FWO Herculesprogramma met de KMKG als partner, biedt de gebruiker een perfect digitaal equivalent van het fysieke 3D voorwerp, dank zij hoog kwalitatieve beeldtechnologie. Het instrument heeft zijn kwaliteit reeds bewezen voor de opnames van tabletten en zegels en is baanbrekend gebleken voor het werk van alle onderzoekers die deze historische bronnen bestuderen. Uiteraard is het doel om via deze spitstechnologische opnames het materiaal ter beschikking te stellen via een online database, een heuse digitale bibliotheek. De teksten op de kleitabletten worden geïntegreerd in de bestaande Cuneiform Digital Library Initiative: CDLI (UCLA / Max Planck), sinds jaren een partner van de KMKG.