Onderzoeksproject P7/27 (Onderzoeksactie P7)
Het uitgangspunt van het onderzoeksproject is de vaststelling dat zowel individuen als groepen die houders zijn van mensenrechten, als de overheid en de andere entiteiten die de mensenrechten dienen te verzekeren, worden geconfronteerd met een veelheid aan mensenrechtenbepalingen die verschillen qua draagwijdte, focus, rechtskracht en beleidsniveau. Deze niet-hiërarchische accumulatie van mensenrechtenbepalingen resulteert in een complexe en ongecoördineerde juridische structuur die in sommige gevallen tot belemmeringen kan leiden voor een effectieve bescherming van de mensenrechten. De centrale doelstelling van het voorgestelde netwerk is de studie van het recht inzake de mensenrechten als een geïntegreerd geheel vanuit gebruikersperspectief.
Een eerste onderzoekshypothese betreft de relevantie van rechtsantropologische begrippen en theorieën voor een grondige analyse van het mensenrechteninstrumentarium vanuit het standpunt van zowel overheidsinstanties als houders van mensenrechten. Het concept rechtspluralisme beschrijft en analyseert de veelheid van rechtsvormen die aanwezig zijn binnen een bepaalde sociaal veld. Vanuit dat perspectief zal het onderzoek overlappingen, conflicten en lacunes in de architectuur van het recht van de mensenrechten in kaart brengen, evenals gebruikersstrategieën om deze te overstijgen. Daarnaast zullen theoretische inzichten uit het onderzoek inzake rechtspluralisme evenals de ‘théorie du droit en réseau’ de normatieve voorstellen van het netwerk voeden. Bovendien zullen deze empirische benaderingen worden geconfronteerd met traditionele juridische normatieve benaderingen, die potentiële modellen voor juridische integratie categoriseren, in een poging om een model te identificeren dat de integratie van het recht inzake de mensenrechten kan bewerkstelligen.
Een tweede onderzoekshypothese stelt dat het huidige gebrek aan coördinatie tussen de verschillende gebieden van het recht inzake de mensenrechten hindernissen creëert die leiden tot sub-optimale bescherming van de mensenrechten, en dat ten minste een aantal van deze obstakels uit de weg kunnen worden geruimd of verlaagd.
Het onderzoek zal de wrijvingen identificeren die zich voordoen bij een geïntegreerde benadering van de mensenrechten, evenals de bestaande ‘good practices’ die dergelijke fricties verlichten.
Binnen het hierboven geschetste kader streeft het netwerk 7 ambitieuze onderzoeksdoelstellingen na:
1 Het ontwikkelen van theoretische en conceptuele kaders die het meerlagige karakter van het recht inzake de mensenrechten capteren.
2 Het analyseren van gebruikerstrajecten doorheen de complexe architectuur van de rechten van de mens.
3 Het onderzoeken van bestaande en potentiële bruggen tussen de verschillende lagen van de rechten van de mens.
4 Het maximaliseren van de toegevoegde waarde van een specifiek instrument inzake rechten van de mens.
5 Het definiëren van optimale voorwaarden voor de toegang van gebruikers die navigeren binnen internationale mensenrechtenmechanismen.
6 Het onderzoeken van de spanning tussen divergentie en coherentie in het recht inzake de mensenrechten in theorie en praktijk.
7 Het onderzoeken van de interactie tussen de mensenrechten en hun naaste buren, nl. het internationaal humanitair recht en het internationaal strafrecht.
WP 1: Theoretisering van het meerlagige karakter van het recht inzake de mensenrechten.
Werkpakket 1 verleent een theoretische onderbouw en conceptualiseert de meerlagige aard van het recht inzake de mensenrechten. De bottom-up benadering van de rechtsantropologie, die uiting geeft aan de empirische werkelijkheid van veelheid van mensenrechtennormen en -fora in termen van rechtspluralisme, zal geconfronteerd worden met een andere empirische benadering – ‘recht als een netwerk’ – evenals met top-down benaderingen ontleend aan de rechtsfilosofie die kunnen dienen om dezelfde werkelijkheid te begrijpen. Terwijl de empirische benaderingen voornamelijk gericht zijn op het verklaren en analyseren van de feiten op het terrein, zijn deze andere benaderingen normatief van aard, gericht op het veranderen van diezelfde feiten. Beide soorten benaderingen zijn dus complementair. De concepten en theorieën van het rechtspluralisme en van ‘recht als een netwerk’ zullen de complexe architectuur van het recht inzake de mensenrechten helpen ontrafelen, en de normatieve modellen zullen de stroomlijning van dat beeld in de hand werken teneinde te komen tot geïntegreerde mensenrechten. Concept papers over deze benaderingen zullen een richtsnoer zijn en de samenhang van alle werkpakketten binnen het project helpen verzekeren.
WP 2: Gebruikerstrajecten in het recht inzake de mensenrechten.
Werkpakket 2 betreft veelal empirisch onderzoek naar de manier waarop de dragers van rechten navigeren doorheen de complexe architectuur van de rechten van de mens. Het omvat de ontwikkeling van een adequate methodologie, evenals vijf gevalstudies. Drie gevalstudies onderzoeken hoe stedelijke en landelijke arme gemeenschappen in het Zuiden de rechten van de mens hebben gebruikt om zich te beschermen tegen vermeende bedreigingen van hun menselijke waardigheid. Ze zullen worden uitgevoerd in India, de Democratische Republiek Congo en China, in nauwe samenwerking met institutionele partners in de betrokken landen. In een vierde gevalstudie wordt het functioneren van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties geanalyseerd vanuit een gebruikersperspectief. De vijfde gevalstudie onderzoekt de mensenrechtentrajecten van vreemdelingen in Europa in een migratiecontext. Ze maakt een gedetailleerde analyse van de gerechtelijke stappen die deze kwetsbare mensenrechtengebruikers doorlopen en van hun gebruik van het gefragmenteerde geheel van mensenrechtenbronnen en -mechanismen op Europees en mondiaal vlak. Het onderzoek zal toelaten om good practices te identificeren en de belemmeringen te analyseren die deze actoren in de uitoefening van hun zoektocht naar rechtvaardigheid doorheen het mensenrechtenlabyrint ontmoeten.
WP 3: Bruggen tussen de verschillende lagen van het recht inzake de mensenrechten.
Werkpakket 3 zal inzoomen op de wijzen waarop een geïntegreerde visie op de mensenrechten kan worden overwogen, zowel als een project van normatieve ontwikkeling, als als een kwestie van actuele praxis. Een eerste onderzoekslijn, gericht op geschillen voorgelegd aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, onderzoekt de procedures inzake verwijzing naar ‘externe bronnen’ en ‘kruisverwijzingen’, die de facto bruggen slaan tussen de verschillende lagen van de rechten van de mens. Maar ze roepen tegelijkertijd belangrijke problemen op inzake legitimiteit, die grondig onderzoek vergen. Daarnaast zullen cruciale vragen met betrekking tot de ‘methodologie’ van die procedures onder de loep worden genomen, in het bijzonder de behoefte aan transparantie, om de perceptie van willekeur te voorkomen. De tweede onderzoekslijn richt zich op de resultaten van deze bruggenbouw-inspanningen. Kunnen zij een dermate krachtig integratie-effect voortbrengen dat dit kan leiden tot de bouw van een corpus juris, dat functioneel gelijkwaardig is aan het opstellen van een hard law-instrument? Dit onderzoek zal worden uitgevoerd door middel van een gevalstudie over de categorische rechten van ouderen.
WP 4: Maximalisering van toegevoegde waarde van mensenrechteninstrumenten/-mechanismen: hebben we een nationale Bill of Rights nodig?
Werkpakket 4 zal inzoomen op de status en functies van één bron binnen de meerlagige bescherming van de mensenrechten, d.w.z. nationale mensenrechtencatalogi (Bills of Rights). Bij het situeren van deze ene bron in het kader van het mensenrechteninstrumentarium als een geheel, zal de centrale vraag zijn hoe de toegevoegde waarde voor de gebruikers te optimaliseren. Sinds enkele jaren heeft de bevordering van een geïntegreerde aanpak van het gefragmenteerde instrumentarium inzake de mensenrechten met name de vorm aangenomen van een reflectie met betrekking tot de modernisering van nationale constitutionele catalogi voor de bescherming van fundamentele rechten en vrijheden. Het idee zou zijn om deze catalogus om te zetten in een ‘interface’ of een ‘synthese’, waarbij de bijdragen van de verschillende lagen van de rechten van de mens worden geïntegreerd en georganiseerd. Het onderzoek zal middelen hanteren uit de rechtstheorie, de rechtsvergelijking, de politieke wetenschappen en de rechtssociologie, om op kritische wijze de haalbaarheid van een dergelijk project te onderzoeken.
WP 5: Optimalisering van toegang tot internationale mensenrechtenmechanismen
Werkpakket 5 zal de procedurele dimensies van de integratie van mensenrechten belichten, met een focus op internationale klachtenprocedures. Terwijl controle-instanties, zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Inter-Amerikaanse Commissie en het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens geconfronteerd
worden met toenemende of zelfs gigantische hoeveelheden ingediende klachten, stoten individuele verzoekers en in het bijzonder leden van kwetsbare groepen nog steeds op praktische en juridische obstakels die hen (ver)hinderen om op een doeltreffende wijze vermeende mensenrechtenschendingen aan te vechten. Het onderzoek zal duidelijke en wetenschappelijk onderbouwde modellen formuleren die de optimale toegang tot klachtenprocedures verzoenen met de noodzaak van procedurele efficiëntie en een efficiënt beheer van inkomende zaken. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan het onderzoeken in hoeverre oplossingen en strategieën ontwikkeld binnen een bepaald mechanisme van nut kunnen zijn voor een andere mechanisme
WP 6: Divergentie en coherentie binnen het recht inzake de mensenrechten
Werkpakket 6 onderzoekt de eventuele waarde in het niet – volledig – integreren van mensenrechten. Inderdaad, een centrale vraag is in hoeverre mensenrechtenpluralisme ruimte dient te maken voor variaties op een enkel thema,
d.w.z. verschillende formuleringen en interpretaties van dezelfde normen. Het onderzoek definieert een richtkader voor de afbakening van aanvaardbare mates van divergentie in specifieke situaties. Vervolgens zal het onderzoek een inventarisatie maken van – zowel bestaande als nieuwe – juridische technieken die toelaten om tegemoet te komen aan divergentie inzake formuleringen en interpretaties van mensenrechten en deze tezelfdertijd te controleren. Het thema zal verder worden onderzocht in twee uitgebreide gevalstudies: een studie betreft het potentieel van de Straatsburgse (EHRM) techniek van de ‘margin of appreciation’ voor de rechter te Luxemburg (HvJ). De andere studie onderzoekt hoe landrechten van inheemse volkeren worden benaderd op verschillende manieren in verschillende mensenrechtenmechanismen, in het bijzonder in het licht van het Europese verzet tegen het idee van collectieve rechten.
WP 7: Verduidelijking van de grijze zone tussen mensenrechtenschendingen en misdaden tegen de mensheid.
Werkpakket 7 verbreedt de centrale vraagstelling in de richting van de vage grenzen van de mensenrechten. De projecten van het internationaal recht van de mensenrechten (IHRL), het internationaal humanitair recht (IHR) en het internationaal strafrecht (ICL) zijn geworteld in een gelijkaardig ideaal: respect voor de autonomie en de integriteit van het individu en de bescherming van personen tegen misbruik van staatsgezag. Het onderzoek zal het integratiepotentieel van deze stromingen belichten, waarbij gefocust wordt op het cruciale concept van misdaden tegen de mensheid. Het zal de wrijvingen identificeren binnen de geïntegreerde ervaring van IHRL en ICL als een afdwingingsmechanisme van IHRL op het gebied van misdaden tegen de mensheid. Meningsverschillen over de exacte definitie van dit begrip hebben geleid tot sub-optimale bescherming van de mensenrechten. Het onderzoek zal de waarde van het argument testen dat de geleidelijke ontwikkeling van het ICL en het recht inzake misdaden tegen de mensheid in het bijzonder tot stilstaan zijn gebracht onder invloed van het IHRL, op grond van het staatsgerichte karakter van dit laatste.