Onderzoeksproject P7/42 (Onderzoeksactie P7)
Doelstellingen
Dit projectvoorstel concentreert zich op een theoretische studie van ‘sociale ondernemingen’, gedefinieerd als organisaties die gekenmerkt worden door een dynamisch ondernemerschap dat erop gericht is goederen of diensten met een sociale meerwaarde te produceren. Bijgevolg zijn de beoogde theoretische ontwikkeling te situeren op het kruispunt van markt, overheid en maatschappelijk middenveld (‘civil society’). In dit ontluikend onderzoeksdomein zijn nog vele vragen onbeantwoord, met name met betrekking tot de vraag waarom en hoe ondernemers opportuniteiten voor sociaal ondernemerschap detecteren en erop reageren, o.m. door middel van nonprofit mechanismen (‘If not for profit, for what?’). Ook vragen met betrekking tot het management van sociale ondernemingen en de diffusie ervan wachten nog steeds op fundamentele antwoorden. Bijgevolg zijn de twee overkoepelende onderzoeksdomeinen van dit voorstel de volgende:
∙ motivatie en “rationale” van het oprichten van sociale ondernemingen en de interactie met (winstgerichte) ondernemingen en de overheid
∙ succesvolle management- en diffusiemodellen voor sociale ondernemiingen
Naast de beoogde bijdrage tot de theorie over sociale ondernemingen als specifieke organisatievorm, houden de verschillende onderzoekslijnen ook mogelijkheden in bijdragen te leveren aan de bestaande literatuur over nonprofit organisaties en coöperatieven (de twee dominante vormen van sociale ondernemingen), en zelfs aan deze met betrekking tot de organisatietheorie in het algemeen. De reden hiervoor ligt in het feit dat het bestaan en functioneren van sociale ondernemingen, die beschouwd kunnen worden als hybride organisaties waarin kenmerken van (quasi-)private eigendomsrechten, activiteiten met een economische finaliteit, en maatschappelijke doelstellingen, ook een aantal centrale concepten uit de wetenschappelijke literatuur in de domeinen van economie en management in vraag kan stellen, zoals de onderneming en het ondernemingsproces, en de daaruit voortvloeiende (maatschappelijke) waardecreatie. Op dit vlak is het project des te beloftevoller omdat het een interdisciplinaire aanpak voorstaat, met inbreng uit de micro-economie, organisatiesociologie, ondernemerschapstudies, en organisatiepsychologie. Dit kan uiteindelijk leiden tot een bredere kijk op ‘organisatiediversiteit’ in onze samenlevingen.
Projectbeschrijving
Het onderzoek zal gestructureerd worden rond zes ‘work packages’ die elk een lacune in het bestaande onderzoek aanpakken. Elk van deze ‘work packages’ is dan weer opgebouwd rond twee centrale vragen: waarvoor, en hoe (‘If not for profit, for what, and how?’)
∙ Work package 1: Sociale innovaties en opportuniteiten
Deze ‘work package’ concentreert zich op de aanbodszijde, waar een grondiger inzicht nagestreefd wordt in het proces van detectie van sociale opportuniteiten en de wijze waarop hier op ingegaan wordt. Dit zal ons toelaten te onderzoeken hoe sociale ondernemingen sociale innovatie genereren, gedefinieerd als ‘innovative activities and services that are motivated by the goal of meeting a social need and that are predominantly developed and diffused through organisations whose primary purposes are social’ (Mulgan, 2007:8).
∙ Work package 2: Financiering van sociale ondernemingen
De financieringsstructuur van sociale ondernemingen verschilt van deze van ‘gewone’ ondernemingen. De financiële theorie op dit vlak dient dan ook aangepast te worden om een specifiek conceptenkader te ontwikkelen dat van toepassing kan zijn voor sociale ondernemingen. Essentieel is hierbij de ‘double bottom-line’, waarbij winst en maatschappelijke prestatie tegen elkaar afgewogen moeten worden. De te ontwikkelen theorie zal gebouwd worden rond een viertal componenten: (1) kapitaalstructuurtheorieën, over de verhouding eigen vermogen/vreemd vermogen, en de configuratie van beide, (2) uitbreiding van de ‘benefits’ theorie door, in een levenscyclusraamwerk, ‘benefits’ te koppelen aan de ingezette werkingsmiddelen, (3) de rol van ‘sociale banken’, die een specifieke categorie van sociale ondernemingen zijn, maar ook potentiële kredietverschaffers aan andere sociale ondernemingen, (4) de impact van subsidies (een belangrijke component van het eigen vermogen) en subsidievoorwaarden op de prestatie van sociale ondernemingen.
∙ Work package 3: Tewerkstelling en Human Resources Management
Sociale ondernemingen hanteren specifieke doelstellingengerichte incentive-systemen voor hun werknemers. Deze systemen kunnen gekenschetst worden door de aard en intensiteit van het toezicht op de werkvloer, de arbeidsomstandigheden, en de wijze waarop ingespeeld wordt op arbeidsmarktdiscriminaties. Daarenboven leidt het samenwerken tussen betaalde werknemers en vrijwilligers binnen sociale ondernemingen tot nauwelijks onderzochte fenomenen. Dit project hoopt dan ook op deze terreinen betekenisvolle bijdragen te kunnen leveren door onderzoekstradities binnen de domeinen van arbeidseconomie, human resources management, organisatiepsychologie en ‘gender’studies te combineren.
∙ Work package 4: ‘Goed bestuur’ (governance) in sociale ondernemingen
Sociale ondernemingen hebben ontegensprekelijk een aantal zeer specifieke governance-kenmerken: zo democratisch mogelijke besluitvorming, participatie (van alle relevante belanghebbenden, inclusief de begunstigden). Dit leidt meer en meer tot bestuursorganen waarin verschillende belanghebbenden (‘stakeholders’) vertegenwoordigd zijn, met implicaties op de wijze waarop de omgeving inwerkt op de sociale ondernemingen, en op de wijze waarop strategische en tactische doelstellingen tot stand komen. Het is de bedoeling van deze ‘work package’ deze reële situaties te abstraheren tot een governance model waarin de sociale ondernemingen hun plaats hebben. De basis hiervoor zal gevormd worden door twee, gevestigde, theoretische kaders: de institutionele theorie, en de ‘resource dependence’ theorieën.
∙ Work package 5: Insitutionalisering en modellen van sociale ondernemingen
Deze ‘work package’ beoogt een inventaris te maken van de wijzen waarop sociale ondernemingen in verschillende landen geïnstitutionaliseerd zijn, een hiervoor een verklaring te zoeken door o.m. macro-economische indicatoren, en het beleid van de nationale overheden. Deze laatste kunnen immers gebruik maken van sociale ondernemingen om net hun doelstellingen te realiseren (en zelfs mede te bepalen), en net hierdoor bijdragen tot legitimatie van sociale ondernemingen.
∙ Work package 6: Ontwikkeling van een geïntegreerde theorie
Deze ‘work package’ vormt de sluitsteen van het onderzoek, en beoogt de inzichten bekomen in de voorgaande ‘work packages’ te integreren in nieuwe theoretische inzichten met betrekking tot sociale ondernemingen, en mogelijke verfijningen van de theorieën met betrekking tot nonprofit organisaties en organisaties in het algemeen.
Methodologie
Gezien de veelheid van bestudeerde onderwerpen en hun verschillende aard, moeten ook verschillende onderzoeksmethoden aangewend worden. Deze zullen dan ook zowel kwantitatief zijn als kwalitatief (gevalstudies, ‘content’ analyses, ‘discourse’ analyse, diachronisch perspectief). De theoretische inzichten zullen getest worden in een vijftal domeinen waarbinnen sociale ondernemingen een belangrijke rol spelen, zeker in België en Europa, maar dikwijls ook in de rest van de wereld: gezondheidszorg in de ruime betekenis des woords, dienstverlening aan personen, microfinanciering, hernieuwbare energie, integratie van laaggeschoolden.