Onderzoeksproject S3/10/002 (Onderzoeksactie S3)
Vier agglomeraties zijn geanalyseerd: Brussel en, Antwerpen, Gent en Liège (uitgestrekte stedelijke agglomeraties, met inbegrip van de randsteden). Deze steden zijn niet enkel geselecteerd omwille van hun positie binnen de Belgische stedelijke hiërarchie, maar evenzeer omwille van comparatieve doeleinden: het geval van Brussel zal het belang aantonen van een groeiende tertiaire economie, terwijl Antwerpen en Gent vrij gespecialiseerd blijven in industrie. Luik heeft te maken met de effecten van industrieel verval, ondanks het feit dat het de belangrijkste tertiaire pool is in Wallonië.
De primaire doelstelling van het project is het beschrijven en verklaren van de stedelijke ruimtelijke structuur en de evolutie daarvan, aan de hand van de lokalisatie van werkgelegenheid en bedrijven. Vandaag de dag veronderstellen economen vaak dat er een sterke centrifugale beweging bestaat van werkgelegenheid en bedrijven vanuit de stad. Geografen zijn daar niet altijd van overtuigd. Bijgevolg testen wij deze hypothese voor verschillende ruimtelijke aggregatieniveaus (gemeenten, statistische sectoren, individuele ondernemingen), voor verschillende categorieën van economische activiteiten en daarbij gebruik maken van gepaste, nieuwe geo-statistische methodes. In het bijzonder gebruiken wij lokale en globale autocorrelatie-indices, evenals 3D-cartografie en nieuwe visualisatietechnieken binnen het kader van een geografisch informatie systeem (GIS). Dit laat ons toe het bestaan van secundaire werkgelegenheidscentra binnen de stedelijke agglomeratie, wetenschappelijk te testen. Met andere woorden, wij testen of er secundaire centra bestaan binnen de agglomeraties, waar ze zich bevinden, sinds wanneer en voor welk type van activiteiten. Wat zijn de gevolgen van deze resultaten voor de toekomst van grootstedelijke gebieden en voor de werking van de stad in termen van ruimtelijke onevenwichten (‘spatial mismatch’)? En wat zijn de gevolgen voor de transportinfrastructuur en voor het beleid van ruimtelijke ordening?
De specifieke taken van het project zijn de volgende:
A. Hypothese 1:
Er bestaan centrifugale krachten die bedrijven en werkgelegenheid uit de stad wegleiden naar de randstad; dit proces is niet homogeen in de ruimte en leidt tot nieuwe suburbane werkgelegenheidscentra.
Voorgestelde methode : we gebruiken vooral lokale en globale autocorrelatie indices en kernel interpolatie.
A.1. Toepassing voor Brussel (UCL)
A.2. Toepassing voor Antwerpen (UA)
A.1. Toepassing voor Gent (UA en UCL)
A.2. Toepassing voor Liège (UCL)
B. Hypothese 2:
De intensiteit van de centrifugale krachten die bedrijven en werkgelegenheid uit het centrum van Brussel, Antwerpen, Gent en Liège wegleiden naar de periferie, varieert naargelang het type van activiteit en verandert met de tijd.
Voorgestelde methode : Statistieken van ruimtelijke spreiding (‘hot spots’ of ‘hotspot gebieden’) ; lokale en globale autocorrelatie-indices, berekend over meerdere periodes en voor verschillende economische activiteiten; 3D-mappingstechnieken binnen het kader van een G.I.S.; verklarende modellen (zie hypothese 1) ; shift en share analyse
B.1. Toepassing voor Brussel (UCL)
B.2. Toepassing voor Antwerpen (UA)
B.1. Toepassing voor Gent (UA en UCL)
B.2. Toepassing voor Liège (UCL)
Elke taak is door iedere groep parallel uitgevoerd voor het geval van Antwerpen (UA) en voor Brussel (Louvain-la-neuve). Het onderzoek naar Gent en Luik worden dan opeenvolgend uitgevoerd. Om vergelijking en theorievorming mogelijk te maken, zal voor elke stad dezelfde methodologie gebruikt worden.
Activités économiques et ville européenne: les banlieues ont-elles besoin des centres? : rapport final
Bruxelles : Politique scientifique fédérale, 2005 (SP1544)
[Om te downloaden]