Onderzoeksproject SE/D6/01 (Onderzoeksactie SE)
Tal van signalen wijzen erop dat de actuele strafrechtsbedeling in België een diepe legitimiteitscrisis (d.i. een gezagscrisis) doormaakt. Ten diepste kan die legimiteitscrisis geduid worden als een alsmaar toenemend wantrouwen van de burger in de doelmatigheid, de rechtmatigheid en niet in het minst ook de integriteit van de strafrechtsbedeling. Dit zijn factoren van sociale cohesie waarvan de waarde nauwelijks kan worden onderschat. Elementen die in hun onderlinge combinatie aan de basis liggen van deze legitimiteitscrisis zijn: een steeds toenemende druk die op de strafrechtspleging uitgaat, ingevolge een inflatie van de te handhaven strafwetgeving en toenemende criminaliteit; een toenemend reflexief en organisatorisch onvermogen om de daaruit voortvloeiende case-load te verwerken bij wege van een rechtsnormatief en crimineel-politiek consistent en samenhangend afhandelingsbeleid waarbij garanties kunnen worden geboden voor een doelmatige en rechtmatige strafrechtsbedeling; een disproportionaliteit tussen draaglast en draagkracht (overbelasting) met als gevolg frustrerende tekortkomingen in de opsporing en opheldering van ernstige of bijzonder storende criminaliteit, een selectiviteit die geen waarborgen meer kan bieden voor de rechtsgelijkheid, groeiende onmacht om strafzaken "binnen een redelijke termijn" af te doen en een daarmee samenhangende rechtsonzekerheid voor daders en slachtoffers.
Het onderzoek heeft tot voorwerp de afhandeling van strafzaken (buiten proces) door het openbaar ministerie. Het bestaat uit twee onderdelen: een rechtsvergelijkend-rechtstheoretisch onderzoek en een criminologisch-rechtssociologisch onderzoek. Behoudens de analyse van het afhandelingsbeleid zelf (via een representatieve studie van de dossierinstroom, de dossiervoorbereiding en dossierafhandeling bij een aantal op grond van morfologische eigenschappen geselecteerde parketten), wordt tevens aandacht besteed aan de rechtstheoretische, juridische, institutionele en infrastructurele context waarbinnen het afhandelingsgebeuren plaatsvindt. Hierbij wordt in het bijzonder onderzocht hoe het optreden van het openbaar ministerie in zijn feitelijk en normatief bepaalde of te bepalen interactie met andere actoren in de strafrechtsbedeling (burgers, wetgeving, bestuur en politie) kan bijdragen tot ontlasting van de procedures voor de zetelende magistratuur en hoe de druk op het openbaar ministerie zelf kan worden verminderd, een en ander met vrijwaring van de beginselen van behoorlijk bestuur en/of van behoorlijke strafrechtsbedeling.
Het voorwerp van het onderzoek wordt geïndiceerd door de sleutelpositie die het openbaar ministerie in de actuele Belgische strafrechtsbedeling inneemt; het functioneren van het openbaar ministerie is dan ook in hoge mate bepalend voor de kwaliteit van de strafrechtsbedeling, zodat een legitimiteitscrisis i.v.m. de strafrechtsbedeling onontkoombaar het (dys)-functioneren van het openbaar ministerie raakt.