NL FR EN
www.belgium.be

De sociaal-ruimtelijke en discursieve dimensie van attitudes tegenover asielzoekers en vluchtelingen

Onderzoeksproject SO/01/001 (Onderzoeksactie SO)

Personen :

Beschrijving :

Doelstelling van het onderzoek

Dit onderzoekt peilt naar enkele dieperliggende verklaringsgronden voor attitudes van de bevolking tegenover asielzoekers. We beschouwen attitudes niet als een autonoom gegeven, maar wel als een maatschappelijk product. Met dit onderzoek willen we met andere woorden op zoek gaan naar de manier waarop ideeën, beelden, percepties en ideologieën gevormd worden binnen een ‘objectieve’ realiteit en er ook naar teruggekoppeld worden. We lokaliseren ze (letterlijk) in aspecten van ruimtelijkheid-en-gemeenschappelijkheid. In ons onderzoek is de notie ‘attitude’ dus geen ‘immaterieel’ gegeven. Attitudes verhouden zich met andere woorden niet op een ongemedieerde, rechtstreekse manier t.o.v. ‘de realiteit’ en reële ervaringen van mensen.

Basisconcepten

De context van ruimtelijkheid en gemeenschappelijkheid wordt vanuit sociaal-economisch perspectief geoperationaliseerd door het concept van ruimtelijke integratiekaders. Dergelijke kaders moeten begrepen worden als relatief duurzame knooppunten van menselijke ontmoetingen die echter doorheen tijd en ruimte grondige wijzingen kunnen ondergaan. Deze wijzigingen hangen samen met de ongelijke tijd-ruimtelijke spreiding van welvaart en aanverwante factoren zoals arbeidsplaatsen, specifieke bevolkingsgroepen (b.v. immigranten), vervoersmogelijkheden enzovoort. Sociaal-ruimtelijke integratiekaders concretiseren zich in de werkvloer en de werkomgeving, de school, de buurt waar men woont, de pendelstroom, de ontmoetingsplaatsen gekoppeld aan vrije tijd, ... Deze concrete ruimtelijke artefacten zijn tegelijk het resultaat van sociaal-economische processen en vervullen op hun beurt een mediërende rol ten opzichte van het ontstaan, de reproductie en wijzigingen van attitudes tegenover nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen (gaande van technologische innovaties tot de immigratie van asielzoekers en vluchtelingen). Ruimte geldt dus als een maatschappelijk product dat op zijn beurt bemiddelend optreedt in de permanente vorming van attitudes.

Hypotheses en opbouw van het onderzoek

De hypothese luidt dat aan de hand van inzichten in de maatschappelijke productie van ruimte zinvolle uitspraken kunnen gedaan worden over ruimtelijke variaties inzake attitudes tegenover de zogenaamde nieuwe migranten. Deze ruimtelijke variaties kunnen zich zowel op regionale schaal voordoen als op niveau van de buurt.

Om dergelijke veronderstellingen meer concreet uit te werken en wetenschappelijker te onderbouwen zullen we eerst een soort van ‘hypothetische’ kaart van België maken waarin we rekening houden met zowel ruimtelijke als sociaal economische parameters (afkomstig van de volks- en woningtelling). Daarbij worden dus diverse variabelen op schaal van de huidige gemeenten in kaart gebracht, gaande van pendelgegevens en tewerkstelling tot de spreiding van niet-Belgen. Dergelijke gegevens worden zo veel als mogelijk geïnventariseerd voor de periode 1960 - 2000). Behalve dergelijke materiële gegevens zullen ook afgeleide gegevens verwerkt worden (waaronder de electorale data). De verwerking en clustering van deze gegevens leiden uiteindelijk op macroniveau tot de hypothetische attitude-kaart die in een volgende fase zal dienen om een gerichte selectie van gebieden door te voeren voor meer kwalitatief diepte-onderzoek.

Binnen deze geselecteerde ruimtelijke entiteiten gaan we vervolgens ook op zoek naar typische buurtgebonden variaties. We selecteren 5 gemeenten (4 in Vlaanderen, 1 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) en gaan na of buurten binnen deze gemeenten sociale werelden zijn die attitudes scheppen en of deze attitudes verschillend zijn van mensen die elders leven.

Gelijkaardige verschijnselen kunnen verschillen naargelang van hun inplanting in de sociaal-ruimtelijke structuur van een gebied. We stellen ons daarbij vraag of er bepaalde buurten zijn waarin bepaalde vormen van beelden of ideeën sneller wortel schieten dan elders en zo ja hoe we dit kunnen verklaren? Hier speelt dan de kleinschalige werking van sociaal-ruimtelijke integratiekaders zoals de school, de werkplek, de buurt. De school is bijvoorbeeld een belangrijke plaats voor het doorgeven van discursieve patronen incluis mythen, rationalisaties, tradities en percepties van machtsrelaties. Het is ook een instituut waar het individu zijn plaats in de maatschappij leert kennen. In elke buurt zitten zo bronnen vervat die de integratie, de waarden, normen, ervaringen en attitudes van individuen in de maatschappij mee bepalen. Residentiële differentiatie leidt bijvoorbeeld tot een selectieve toegang tot middelen van integratie en zo tot meer of minder levenskansen. De ‘socialisatie’ van een buurt maakt bepaalde ontwikkelingen (zowel positief als negatief) mogelijk, bijvoorbeeld wanneer gemarginaliseerde delen van de bevolking geconcentreerd wonen en daar als ‘groep’ kracht en mobilisatie uit putten.

Vanuit de discursieve analyse en interpretatie van de attitudes vormt de sociale bepaling van semiotische fenomenen mogelijkerwijze een belangrijk ingrediënt: een bordje ‘te koop’ dat aan de winkelruit van een ‘nette’ zaak hangt kan bij een middenklasse een effect hebben van vrees voor verloedering. Idem voor het openen van een ‘mindere’ zaak: nachtwinkels, telefoonwinkels. Hoewel dit vanuit één standpunt wijst op een economische dynamiek van de wijk en beter is dan leegstand, kan het door de middenklasse (hier sterk vereenvoudigd) beschouwd worden als verloedering omdat dit geen ‘winkel voor ons’ is. Het is in het licht daarvan dat tijdens het veldwerk in buurten ook het visuele goed zal bestudeerd worden.

De kern van het veldwerk is vanzelfsprekend een reeks van interviews die niet te sterk gestructureerd worden en die deels als narratief opgevat worden: gesprekken waarin mensen op een door henzelf opgebouwde manier ervaringen, gevoelens, opinies en anekdoten kwijt kunnen over hun buurt met alle ingrediënten, eigenschappen en associaties erin.
Een deel van het interpretatiewerk van dat soort interviews is een zoektocht naar de bronnen van discours. Deze bronnen kunnen divers zijn: directe ervaring is niet noodwendig een essentieel deel ervan. Vaker gaat het om ‘informatie’: een heel ruim geheel aan ‘circulerende’ discours vol beelden, associaties en argumenten van heel uiteenlopende aard, gaande van de ‘grote media’ (nationale TV en radio, kranten) over intermediaire media (regionale TV, streekbladen of gemeentelijke, lokale pers) tot micromedia: roddels, geruchten, strikt lokale ‘waarheden’ over bepaalde thema’s.

Documentatie :

Van balen tot onthalen : de geografische en discursieve dimensie van attitudes tegenover asielzoekers  Meert, Henk - Blommaert, Jan - Stuyck, Karen ... et al  Gent : Academia Press, 2004 (PB6054)

Bibliografische referenties :

De huidige multifunctionele landbouw en de draagkracht van de consumeerbare agrarische ruimte  BOULANGER A., LUYTEN S., VAN HECKE E., MEERT H., VERNIMMEN T. en VAN HUYLENBROECK G. In: SCHMITZ S. en H. MEERT (eds), Evaluer la capacité du milieu – De capaciteit van het milieu geëvalueerd. Les Journées des Géographes Belges – De Belgische Geografendagen. Liège: Editions BEVAS/SOBEG, 2003 

Multiculturele buurten en nieuwe migranten.  PELEMAN K., MEERT H., STUYCK K., BLOMMAERT J. en DEWILDE A. Agora, 19(4), 2003 

Ruimte als attitudeveranderend of attitutdebehoudend element ten opzichte van asielzoekers.  STUYCK K., PELEMAN K., MEERT H., DEWILDE A. en BLOMMAERT J. In: SCHMITZ S. en H. MEERT (eds), Evaluer la capacité du milieu – De capaciteit van het milieu geëvalueerd. Les Journées des Géographes Belges – De Belgische Geografendagen. Liège: Editions BEVAS/SOBEG,, 2003 

Space, experience and authority: Exploring attitudes towards refugee centers in Belgium.  BLOMMAERT J., DEWILDE A., STUYCK K., PELEMAN K. and MEERT H. Journal of language and politics, vol.2, nr.2,99., 2003 

Van Translokaliteit naar lokaliteit. Ruimte en attitudes tegenover asielzoekers.  STUYCK K., MEERT H., PELEMAN K., DEWILDE A. en BLOMMAERT J.  Ruimte en Planning, 23 (1), 2003 

Wie construeert mee het nieuwe Vlaamse consumptieplatteland?  MEERT H. Ruimte en Planning, 23(2),, 2003