NL FR EN
www.belgium.be

Grenzen aan de solidariteit : de conceptualisering van solidariteit in een aantal beleidsdomeinen

Onderzoeksproject SO/02/063 (Onderzoeksactie SO)

Personen :

  • Prof. dr.  MEERT Henk - Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven)
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/4/2003-31/12/2004
  • Prof. dr.  BLOMMAERT Jan - Universiteit Gent (UGent)
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/4/2003-31/12/2004
  • Mevr.  BEYENS Karel - Vrije Universiteit Brussel (VUB)
    Betoelaagde Belgische partner
    Duur: 1/4/2003-31/12/2004

Beschrijving :

In dit onderzoek werden concepten en praktijken van solidariteit onderzocht in drie beleidsdomeinen: migratie, huisvesting en veiligheid. Het onderzoek werd uitgevoerd door een interdisciplinair team van antropologen, discourse-analysten, sociaal-geografen en criminologen, en resulteerde in een rapport getiteld Grenzen aan de solidariteit: Formele en informele patronen van solidariteit in het domein van migratie, huisvesting en veiligheid.

1. Vertrekpunten

Het vertrekpunt van het onderzoek was dat de notie ‘solidariteit’ veelvormig is, te maken heeft met welvaartsverdeling, en evolueert doorheen de tijd; de huidige fase van globalisatie heeft een invloed op de conceptualisering van solidariteit in een hele reeks domeinen van de samenleving. Om deze veelvormigheid en evoluties te begrijpen en te relateren aan de hedendaagse conceptualiseringen van solidariteit moest een analytisch kader ontwikkeld worden dat solidariteit op diverse schaalniveaus onderzoekt, en bovendien ruimte laat voor praktische toepassingen van solidariteit als onderzoeksobject; concepten kunnen best vanuit de praktijk begrepen worden.

Uit voorafgaandelijk onderzoek bleek dat deze praktijken ruim gecontextualiseerd zijn en vrijwel steeds vormen van sociale categorisering inhouden. De voornaamste categorisering hierbij is die tussen ‘deserving’ en ‘undeserving’, tussen mensen die aanspraak kunnen maken op solidariteit en anderen. Gekoppeld aan de nood aan analyse op diverse schaalniveaus resulteerde dit inzicht in een complexe en gelaagde onderzoeksprocedure, waarin desk-onderzoek en theoretische reflectie gekoppeld moesten worden aan terreinwerk en etnografische analyse. Deze procedure werd toegepast op drie schaalniveaus, die onderling gerelateerd zijn:

1. Het niveau van de durée: de trage en supranationale (vaak wereldwijde veranderingen) in het samenlevingsmodel. Globalisatie en de overgang van een Fordistisch naar een post-Fordistisch samenlevingsmodel zijn elementen van dit schaalniveau.
2. Het niveau van de beleidsontwikkeling. Hier gaat het om de wijze waarop de politieke consensus zich aanpast aan de durée-ontwikkelingen. Regeerakkoorden en regeringsverklaringen zijn hiervoor uitstekende indicatoren.
3. Het niveau van de gesitueerde praktijken op micro-vlak. Dit laatste schaalniveau wordt geconditioneerd door de invloeden van de hogere schaalniveaus, maar bezit niettemin een mate van autonomie.

Het is duidelijk dat evoluties op één schaalniveau in nauw verband staan met evoluties op de andere niveaus. Het is dit systemische inzicht in solidariteitsmechanismen dat de coherentie in het onderzoek voorziet. De voornaamste bevindingen, geordend volgens schaalniveau, geven we nu weer.

2. Schaalniveau 1: de ontwikkeling van het maatschappijmodel

Er blijken twee factoren een belangrijke rol te spelen op dit grote, omvattende en trage schaalniveau: de overgang van Fordisme naar post-Fordisme, en de opkomst van extreem-rechts in België.

Fordisme en post-Fordisme

Deze grootschalige en internationale evolutie vertoont overal een globale tendens naar de afbouw van de klassieke welvaartstaat, die geleidelijk wordt vervangen door een systeem dat de volgende kenmerken draagt:

1. De individualisering van welvaart en welvaartsverdeling, waarbij nadruk komt te liggen op individuele competenties en capaciteiten. Collectieve voorzieningen die grote categorieën hanteerden (bijv. werklozen, armen) worden hervormd tot dossier-per-dossier behandelingssystemen.
2. De ontstaatsing van het welvaartsmodel. De staat trekt zich terug als ‘provider’ en gaat in onderaanneming met een dichter wordend netwerk commerciële of middenveldpartners, wat een proliferatie van behandelingscriteria en doeleinden tot gevolg heeft, en daardoor leidt tot vergrote selectiviteit in de welvaartsverdeling.

Deze evolutie is wereldwijd, en maakt deel uit van de huidige globalisatiegolf.

Extreem-rechts

Extreem rechts heeft een zeer grote impact op de debatten inzake solidariteit in België. In de context van het migrantendebat ontwikkelt zich een rechten-en-plichten discours dat een sterke conditionaliteit oplegt aan solidariteit, gerelateerd aan collectieve categorische identiteit. Solidariteit als thema raakt eveneens vermengd met de domeinen migratie en veiligheid alsook met communautaire kwesties. Deze evolutie is specifiek Belgisch, al houdt ze verband met ruimere Europese ontwikkelingen.

Samen genomen met de eerste evolutie zien we over een periode van enkele decennia een ingrijpende transformatie in dominante discours en conceptualiseringen van solidariteit, gericht op individualisering en vergrote selectiviteit en voorwaardelijkheid, en vaak gekoppeld aan collectieve categoriale identiteiten en specifieke domeinen zoals veiligheid en migratie.

3. Schaalniveau 2: de ontwikkeling van de politieke consensus

Voor de analyse van dit schaalniveaus onderzochten we de regeringsverklaringen en regeerakkoorden van de Belgische en regionale regeringen in de aangegeven beleidsdomeinen. Migratie werd als algemeen thema onderzocht; huisvesting werd toegespitst op de problematiek van de standsvernieuwing en sociale huisvesting, en veiligheid werd toegespitst op de overlastproblematiek. Voor elk van die drie domeinen onderzochten we de regeerakkoorden en regeringsverklaringen sinds 1973: een historische schijf die samenvalt met de grote kanteling van Fordisme naar post-Fordisme.

De drie als onderzoeksdoelwit afgebakende domeinen blijken een aantal eigenschappen gemeen te hebben:

1. Ze zijn trendgevoelige beleidsdomeinen, die de grote verschuivingen in de samenleving blijken te volgen. De huidige problematisering van deze domeinen is relatief recent, en in elk van de gevallen blijkt de electorale doorbraak van extreem rechts in 1991 een belangrijk effect te hebben gehad op de evolutie van de politieke consensus in deze domeinen.
2. Van zodra ze op de politieke agenda verschijnen merken we dat ze belangrijke thema’s worden. Het beleid en de praktische uitwerking ervan raken sterk gespecialiseerd, met nieuwe professionele actoren die op de voorgrond treden. Het beleid en de uitvoering ervan raken ook steeds nadrukkelijker gesegmenteerd: deelgebieden worden zelfstandig behandeld door de reeds vermelde professionaliserende actoren.
3. In de praktijk echter merken we dat de diverse beleidsdomeinen vaak door mekaar lopen, zodat de beleidsmatige segmentering contraproductief werkt. Vaak gaat het inzake migratie, huisvestingsproblemen en overlast om precies dezelfde mensen, buurten en voorvallen. Een duidelijk voorbeeld hiervan is la pénalisation du social: een toenemende vermenging van sociale problemen met veiligheids- en criminaliteitsproblemen.

4. Schaalniveau 3: solidariteit in de praktijk

Voor het onderzoek van dit schaalniveau kozen we een onderzoekssite in het Brusselse, in een gordel van wijken die als ‘problematisch’ bestempeld werden (Laag-Molenbeek, de Marollen, de Anderlechtsesteenweg, het Zuidstation). In deze buurten wordt men geconfronteerd met elk van de drie probleemdomeinen die we afbakenden; men heeft er ook een sterke aanwezigheid van solidariteitsverstrekkers: buurtwerk, opvangtehuizen voor daklozen, Leger des Heils, enz. Naast het aanleggen van een volumineuze wetenschappelijke en administratieve documentatie inzake deze buurten voerde het onderzoeksteam gedurende vijf maanden intensieve veldwerk-observaties uit.

In deze buurten werd voor elk van de onderzoeksdomeinen (migratie, huisvesting, overlast) daarnaast ook een onderzoekspopulatie afgebakend, samengesteld uit 4 groepen van actoren: (i) het beleid; (ii) het middenveld; (iii) de burgers; (iv) de ‘cliënten’ (solidariteitsbehoevenden). Met deze populaties werden diepgaande open interviews afgenomen, uitgaande van de veronderstelling dat de wijze waarop mensen hun ervaring vertellen een weergave is van de specifieke posities die ze innemen tegenover die ervaring (het perspectief op armoede, bijvoorbeeld, zal anders zijn bij een arme dan bij een beleidsverantwoordelijke).

De verzamelde gegevens voor het documenteren van dit schaalniveau omvatten dus wetenschappelijke en administratieve gegevens, veldwerk-observaties en diepte-interviews met een zorgvuldig geselecteerde groep respondenten, die de verschillende mogelijke posities tegenover de probleemvelden konden articuleren.

De analyse van dit schaalniveau leverde de volgende inzichten op:

1. De ontwikkelingen op de hogere schaalniveaus laten zich allemaal voelen op het laagste niveau:
a. de individualisering van het welvaartsdenken en van de systemen van toekenning van solidariteit;
b. daardoor: de vergrote selectiviteit van het systeem, en de toename van het aantal ‘verliezers’.
c. de ontstaatsing van de welvaartsverdeling en de toename van ‘derde sector’ actoren in de verstrekking van solidariteit;
d. daardoor: de proliferatie van criteria van ‘eligibility’ en de toenemende informalisering van deze criteria;
e. de toenemende segmentering en verregaande professionalisering van de mechanismen van welvaartsverdeling, die een grote ‘know-how’ beginnen te eisen van de cliënt.
2. Concreet overheerst zowel bij cliënten als bij verstrekkers een indruk van complexiteit en ondoorzichtigheid van het systeem. Verloren lopen in de procedure, of gevangen raken in een web van elkaar tegenwerkende actoren zijn frequent voorkomende indrukken. De toename van het aantal actoren in het systeem van solidariteitsverstrekking leidt tot overlappingen en gaten tussen diverse bevoegdheden.
3. Bij de verstrekkers valt het gevoel op van de ontoereikendheid van de eigen werking. Dit is het meest uitgesproken in het domein van migratie, maar even goed in dat van huisvesting en overlast. Sommige verstrekkers begeven zich dan ook af en toe in de clandestiniteit om de problemen van hun cliënten op te lossen.
4. Er blijken twee tegenstrijdige conceptualiseringen te bestaan van solidariteit. Bij het beleid en een aantal actoren uit het middenveld domineert de post-Fordistische (individualiserende, selectieve) conceptualisering, gedomineerd door een efficiëntiegedachte en gericht op de beheersing van risico’s. Bij de cliënten, sommige burgers en middenveld-actoren overheerst daarentegen de ‘klassieke’ Fordistische idee van de inclusieve welvaartstaat, die uitgaat van inclusiviteit en welvaart als een collectief goed en recht beschouwt.
5. De toenemende individualisering en selectiviteit van solidariteit is een effect van de durée verschuivingen. Een ander effect hiervan is de toenemende dualisering van de samenleving, die een verhoogde vraag naar solidariteit produceert, net op een moment waarop dit systeem inkrimpt en selectiever wordt. Het gevolg is dat steeds meer mensen die uit elk bestaand solidariteitssysteem vallen, uiteindelijk belanden in de categorie ‘overlast’. ‘Overlast’ is een voorbeeld van pénalisation du social, en een restcategorie van het nieuwe, selectiever, systeem van solidariteitsverstrekking.
6. Dit is met name het geval voor illegale migranten. Gegeven hun clandestiene status kunnen zij geen beroep doen op formele systemen van solidariteit; zij moeten dan ook terecht bij een toenemende sector van informele solidariteit: zwartwerk, huisjesmelkerij. Deze groep is uiterst kwetsbaar: indien zij ook op deze markt niet terecht kunnen worden zij ‘overlast’ gevallen, en gecriminaliseerd.
7. De kritieke factor blijkt zeer vaak de huisvesting te zijn. Gegeven het gebrek aan betaalbare kwaliteitswoningen op de sociale huisvestingsmarkt leidt de dualisering van de samenleving steeds vaker tot dak- en thuisloosheid. Opvangsystemen hiervoor zijn ontoereikend, en de toenemende selectiviteit zorgt er voor dat vooral illegale migranten snel op straat belanden, waar zij een ‘overlast’ probleem beginnen vormen.

5. Aanbevelingen

Het onderzoek levert een reeks aanbevelingen op. De voornaamste hiervan is deze. De onderlinge verkaveling van de bevoegdheden is in het licht van de proliferatie van actoren aan een bezinning toe. Er heerst immers grote onduidelijkheid bij cliënten over de reële kansen die zij maken in het systeem van formele solidariteitsverstrekking.

Documentatie :

Grenzen aan de solidariteit : formele en informele patronen van solidariteit in het domein van migratie, huisvesting en veiligheid : eindrapport  Blommaert, Jan - Beyens, Kristel - Meert, Henk ... et al  Gent : Academia Press, 2005 (PB6110)