Onderzoeksproject TA/00/10 (Onderzoeksactie TA)
Het onderzoek beperkt zich tot de aanbieders die gebruik maken van de dienstenchequemaatregel. Aangezien de financiële bijdrage van de klant vaststaat en het prijsmechanisme dus niet speelt, beconcurreren de verschillende ondernemingen elkaar in dit geval met name op het gebied van de kwaliteit van de productieactiviteit zelf (aantal uitgewisselde ‘dienstencheques’, kwaliteit van de dienstverlening, het aantal gecreëerde kwaliteitsbanen voor kansarme individuen, het genereren van collectieve meerwaarde -zie hieronder-, innovatieve ondernemingspraktijken…), dit alles afgezet tegen de belangen van de verschillende ‘stakeholders’ (gebruikers, werknemers, de gemeenschap…). Een tweede aspect aan de hand waarvan aanbieders zich van elkaar onderscheiden is de vraag of ze een beroep doen op nog een andere vorm van overheidssteun, zoals de inschakelingsregeling (bv. de inschakelingsbedrijven, Activa, SINE,…) en/of de tutelaire regeling (bv. de dienst gezinshulp). Een dergelijke overdaad heeft niet alleen invloed op de kwaliteit van de dienstverlening en de banen, maar levert bepaalde aanbieders eveneens bijkomende financiële middelen op.
Om de gevolgen van de invoering van een quasi-marktmaatregel voor de verlening van buurtdiensten en voor de daarmee samenhangende gemeenschappelijke belangen in kaart te kunnen brengen, wordt het vraagstuk in twee onderliggende vragen uitgesplitst:
Ten eerste gaat het erom te bepalen wat de onderscheidende kenmerken zijn tussen de aanbieders. Die kunnen de productieactiviteit zelf betreffen of de financieringsbronnen en de toegang tot andere middelen, zoals die uit hoofde van de inschakelingsregeling en/of de tutelaire regeling. Aan de hand van 1) een theoretische analyse van de sterke en zwakke punten van de verschillende aanbieders en 2) een schematisch overzicht van hun resultaten wordt er onderzocht of (en waarom) er variaties zijn in de prestaties tussen de verschillende aanbieders (of ze nu profit of non-profit zijn, overheidsbedrijven, ondernemingen met winstoogmerk of organisaties uit de sociale economie).
Ten tweede dienen de behaalde resultaten te worden afgezet tegen de financiële middelen waarover de verschillende aanbieders kunnen beschikken. Op die manier kan worden nagegaan hoe de overheid een rol speelt in het aanbod van buurtdiensten en wat de specifieke uitwerking van de steunmaatregelen is. De vorm van concurrentie die via het mechanisme van de dienstencheques tussen aanbieders ontstaat, zou met name bepaalde ‘ongelijkheden’ aan het licht brengen in de toegang tot bijkomende, uit hoofde van andere regelingen beschikbare overheidssteun (inschakelings- en/of tutelaire regeling). Dit wordt soms aangeduid als ‘oversubsidiëring’ en dus ‘oneerlijke mededinging’. Echter, pas op het moment dat is aangetoond dat de resultaten van de overgesubsidieerde aanbieders op het vlak van de -gemeenschappelijke belangen (zie hieronder) identiek zijn aan die van de andere aanbieders, kan gesteld worden dat er sprake is van ‘oneerlijke mededinging’.
Een andere vraag is of ‘de gezonde handelsconcurrentie’ die door de invoering van deze quasi-marktmaatregel mogelijk wordt gemaakt, op zich voldoende kan zijn om de kwaliteit van de dienstverlening en van de gecreëerde banen te garanderen, en dat om twee redenen. Enerzijds beantwoordt de markt van de thuishulp niet aan het ideaalbeeld van de pure en perfecte concurrentie. Deze sector kenmerkt zich immers door vele beperkingen met betrekking tot de informatievoorziening, met name de informatie-asymmetrieën die de stakeholders dwingen het vertrouwen anders dan door het prijsmechanisme op te bouwen (zie hieronder). Anderzijds brengt de erkenning voor het dienstenchequesysteem voor de aanbieder weinig verplichtingen met zich mee wat de kwaliteit van de gecreëerde banen en de geleverde diensten betreft. Door de prestaties van de aanbieders in kaart te brengen, kan duidelijk worden hoe deze ‘quasi-markt’ gestructureerd is; kan worden nagegaan of er tussen de aanbieders een marktsegmentatie is ontstaan, volgens cliëntèle en werknemers; of er strategieën worden gehanteerd om de dienstverlening te diversificeren enz.
Dit onderzoek kan de nationale beleidsmakers dus helpen om inzicht te krijgen in de rol van de verschillende ondernemingen in deze sector (en met name van de organisaties uit de sociale economie); om overheidsregelingen te bedenken waarmee een efficiënte en rechtvaardige ontwikkeling van buurtdiensten wordt bevorderd zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de Europese wetten; en om de federale regering de juiste argumenten aan de hand te doen ten gunste van deze vormen van overheidssteun in het kader van de lopende onderhandelingen op supranationaal niveau.
Om antwoord te kunnen geven op de geformuleerde vragen, zal het onderzoek in drie delen worden opgesplitst, om te eindigen met een reeks aanbevelingen:
(1) Een juridische analyse van de ontwikkeling van de regelgeving inzake de Europese interne markt (bestudering van de teksten en arresten van het Hof van Justitie) en de gevolgen van die ontwikkeling voor de voorwaarden voor overheidssteun op het gebied van buurtdiensten;
(2) Een schematisch en theoretisch onderbouwd overzicht van de prestaties van de aanbieders op het gebied van particuliere of collectieve voordelen;
(3) Een empirisch vergelijkend onderzoek van de prestaties van de verschillende soorten van aanbieders (privé-ondernemingen, overheidsbedrijven of organisaties uit de sociale economie) die te maken krijgen met verschuivingen in regelingen, namelijk de overgang van een tutelaire regeling naar maatregelen als de inschakelingsregeling en/of het openstellen voor concurrentie;
(4) Concrete aanbevelingen ten aanzien van de keuze voor bepaalde regelingen met het oog op de door de overheid nagestreefde doelstellingen.
Deze vier onderdelen zullen, dankzij de bijdrage van buitenlandse partners, worden aangevuld met een vergelijkend Europees onderzoek, zodat een beeld ontstaat van de situatie in de verschillende verzorgingsstaten.
Economie plurielle et régulation publique. Le quasi-marché des titres-services en Belgique : rapport final
Henry, A. - Nassaut, S. - Defourny, J. ... et al Gent : Academia Press, 2009 (PB6248)
[Om te downloaden]
Economie sociale et libéralisation des services: le cas des services de proximité (ECOSEP) : synthèse de recherche
Bruxelles : Politique scientifique fédérale, 2010 (SP2160)
[Om te downloaden]
Sociale economie en liberalisering van diensten: de buurtdiensten nader bekeken (ECOSEP) : synthese van het onderzoek
Brussel : Federaal Wetenschapsbeleid, 2010 (SP2161)
[Om te downloaden]
Social economy and liberalisation of services: the case of proximity services (ECOSEP) : research summary
Brussels : Federal Science Policy, 2010 (SP2162)
[Om te downloaden]