Onderzoeksproject TA/00/45 (Onderzoeksactie TA)
Dit onderzoeksproject streeft naar nieuwe theoretische en empirische inzichten in de relatie tussen tewerkstelling, demografische ontwikkelingen en armoede, zowel op individueel als huishoudniveau, met bijzondere aandacht voor vrouwen en migranten. Centraal staan demografische groepen die moeilijk werk vinden, en dus geconfronteerd worden met een verhoogd risico op armoede. Het project is opgebouwd aan de hand van drie onderzoeksvragen:
1. Zal een groei in tewerkstelling leiden tot een daling in armoede? Welke beleidsopties kunnen leiden tot betere tewerkstelling- en armoede-uitkomsten voor de bevolking in het algemeen en voor specifieke demografische groepen?
Deze onderzoeksvraag behandelt de relatie tussen arbeidsmarktpositie en sociale inclusie volgens demografische en andere kenmerken. Ten eerste wordt op een retrospectieve manier gekeken naar de dynamieken van werkgelegenheid en armoede om zo de veranderingen in werkgelegenheidskansen en verdiensten, de toewijzingsmechanismen op huishoudniveau en trends in kwaliteit van het werk te analyseren. Dit werkpakket zal ook de impact analyseren van het verhogen van de tewerkstellingsgraad op de armoede doelen van Europe 2020, door gebruik te maken van econometrische technieken. Met behulp van een microsimulatiemodel worden verschillende alternatieve opties onderzocht. Deze thematiek wordt verder uitgediept in de andere twee onderzoeksthema’s, die ingaan op de situaties van twee groepen die in België gekend zijn voor hun lage graad van tewerkstelling, namelijk de (vrouwelijke) bevolking ouder dan 50 en migranten niet geboren in de EU.
2. Wat zijn de determinanten van het arbeidsmarktgedrag van vrouwen ouder dan 50? Hoe verhoudt zich dit tot hun armoederisico?
België wordt gekenmerkt door een snelle veroudering van de bevolking gecombineerd met een algemeen lage arbeidsparticipatie van oudere werknemers. Hoewel de vergrijzing van de bevolking en de stijging van de levensverwachting een vergelijkbare invloed hebben op zowel mannelijke en vrouwelijke werknemers, zijn er twee belangrijke kenmerken voor de dynamieken van de vrouwelijke beroepsbevolking in het bijzonder. Ten eerste is er de trend naar een toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen. Deze trend leidt tot sterk verschillende uitkomsten in termen van beroepsbevolking en deelname aan sociale programma’s – wat eenvoudige extrapolaties van de bevindingen voor mannelijke werknemers naar vrouwelijke moeilijk maakt – zo niet onmogelijk. Ten tweede hebben vrouwelijke werknemers een grote heterogeniteit van loopbaan, met meer frequente breuken voor kinder- en gezinszorg in vergelijking met hun mannelijke tegenhangers. Voor dit specifiek thema worden de incentieven van arbeidsparticipatie bij oudere vrouwelijke werknemers onderzocht, zowel financiële en niet-financiële prikkels zijn (zoals gezondheidstoestand en gezinskenmerken).
3. Hoe kan men de tewerkstellings- en armoedekloof tussen niet-EU migranten en de autochtone bevolking verklaren? Welke mogelijk beleidsopties zijn er om deze kloof te verminderen?
Ten derde analyseert het project de lage tewerkstellingsgraad van niet-EU migranten en de determinanten daarvan. Er zal specifiek aandacht worden besteed aan de kenmerken van hun baan en hoe deze verband houden met hun specifiek migrant gerelateerde kenmerken (bijvoorbeeld land van herkomst, reden voor migratie, etc.). Er zal ook aandacht worden besteed aan zowel tweede generatie migranten, aan arbeidsmarkt trajecten als aan de huishoudelijke context. Met het oog op de toenemende precaire positie van de niet-EU migranten, zal dit werkpakket ook dieper ingaan op de onderliggende mechanismen van de verschillende beleidsdomeinen (d.w.z. niet enkel de impact van arbeidsmarkt instituties, actief arbeidsmarktbeleid en zorg ondersteunende faciliteiten, maar ook migratie- en integratiebeleid).Het project focust op België, maar aangezien internationaal vergelijkende datasets worden gebruikt, worden de Belgische uitkomsten in een internationaal perspectief geplaatst.