NL FR EN
www.belgium.be

e-Science Connection Elena Phalet

Elena Phalet studeerde filosofie aan de KU Leuven en werkte als informatiedeskundige in de publieke en privésector voor ze in 2004 bij Belspo terechtkwam. De afgelopen 10 jaar werkte ze er bij de dienst ‘Monitoring and Evaluation of Research and Innovation’ (MERI), waar ze vooral met Belgische R&D-data in de not-for-profitsectoren bezig is. Sinds 2018 is ze lid van het Steering Committee voor de She Figures.

Inleiding : Vrouwen in wetenschap

Toen Germaine Cox in 1921 als eerste vrouw aan een rechtsfaculteit in België het auditorium binnenstapte, zei de professor haar dat ze ‘ni attendue, ni bienvenue’ was. De naam van deze professor kennen we niet meer, maar Germaine studeerde af met onderscheiding.

De allereerste vrouw die zich probeerde in te schrijven aan een universiteit in België was Isala Van Diest, die in 1873 geneeskunde wou studeren aan de KU Leuven, maar haar inschrijving werd geweigerd. Ze vertrok naar Bern om er te studeren en werkte als arts in Londen. Toen ze in 1884 terugkeerde naar België, moest ze bijkomende examens afleggen en was er een wetswijziging nodig voor ze als dokter mocht werken.

Emma Leclerq slaagde erin om zich als eerste vrouw effectief in te schrijven aan een Belgische universiteit in 1880, na 2 jaar proberen en een interne bevraging aan verschillende faculteiten (waarbij enkel de wetenschappelijke en medische faculteiten zich voorzichtig positief uitspraken over het toelaten van vrouwelijke studenten): ze behaalde een kandidaatsdiploma natuurwetenschappen aan de universiteit van Brussel. Ze studeerde uiteindelijk af aan de universiteit van Gent in 1885, als een van de eerste vrouwen in België.

Maar voor het academiejaar 2023-2024 schreven zich in heel België bijna 242 000 eerstejaarsstudenten in voor het hoger onderwijs, en 56% van hen zijn vrouwen.

De universiteiten van Luik, Antwerpen en Gent lieten rond 1880 vrouwen toe - toch nog in dezelfde eeuw als hun oprichting. De universiteit van Leuven, die in 1425 werd opgericht, volgde in 1920. Zo arriveerden ook de eerste vrouwelijke onderzoekers aan de Federale Wetenschappelijke Instellingen: Mariette Nicodème werd bijvoorbeeld de eerste vrouwelijke archivaris bij het Algemeen Rijksarchief in 1919, en Olga Boone de eerste etnografe aan het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in 1930.

Vandaag werken in het Algemeen Rijksarchief en het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika respectievelijk 43% en 54% vrouwen bij het wetenschappelijk personeel.

Als je een voldoende grote stap terugzet, zie je dus enorme positieve veranderingen in de mogelijkheden die vrouwen kregen in  de laatste 100 jaar om te studeren en als wetenschapper te werken. Als we de situatie vandaag van dichterbij bekijken, zien we echter dat er uitdagingen blijven.

Hoewel 53,6% afstuderende masters in België vrouwen zijn, zijn er bij iedereen die een doctoraatsdiploma behaalt maar 43% vrouwen. België blijft daarmee iets onder het EU-gemiddelde van 48% vrouwelijke doctoraten in 2019 (She Figures 2021).

Van alle mensen die als onderzoekers werken in België, is er nog slechts 1 vrouw voor elke 2 mannen. In publieke onderzoekscentra en het hoger onderwijs ligt dit percentage met respectievelijk 41 en 49% wel beduidend hoger dan in de privésector (27%).

In de Federale Wetenschappelijke Instellingen maken vrouwen 46% uit van alle personeel en 45,2% van het wetenschappelijk personeel. Vrouwen maken 39% uit van het statutair wetenschappelijk personeel en 47% van het contractueel wetenschappelijk personeel.

Er zijn natuurlijk grote verschillen tussen de Federale Wetenschappelijke Instellingen met percentages die gaan van 22% tot 74% vrouwelijk wetenschappelijk personeel, afhankelijk van de wetenschapsvelden waarin de FWI actief zijn. Deze horizontale segregatie naar wetenschapsveld vinden we steeds opnieuw in onderwijs en onderzoek terug.

De 1338 vrouwen die in 2019 een doctoraat behaalden in België deden dat vooral in de sociale wetenschappen (en meer specifiek pedagogie) en biomedische wetenschappen. Vrouwen zijn het minst vertegenwoordigd in doctoraten in ingenieurswetenschappen, architectuur en fysica (telkens onder 30%), en al meer in wiskunde en statistiek (39%).

In de beroepsbevolking van onderzoekers in België in de publieke onderzoekscentra en het hoger onderwijs zien we een gelijkaardige verdeling:

(Bron: MERI 2023)

Het feit dat minder vrouwen dan mannen als onderzoeker werken, in de loop van hun carrière meer uitvallen dan mannen, minder leidinggevende posities innemen, en zeker in STEM-richtingen ondervertegenwoordigd zijn, toont het hardnekkig voortbestaan van – al dan niet onbewuste – vooroordelen in onderzoeksorganisaties en de maatschappij als geheel. Van vrouwen wordt nog meer verwacht dat ze zorgende en opvoedende taken op zich nemen, ook in hun studiekeuze en beroep. Vrouwen zijn beter, of zelfs oververtegenwoordigd, in richtingen waarvan men aanneemt dat empathie en hard werk er centraal staan, en krijgen veel minder kansen in richtingen die de naam hebben ‘moeilijk’ te zijn, en aangeboren aanleg en intelligentie te vereisen.

Vrouwen lopen in alle stadia van hun carrière meer risico op grensoverschrijdend gedrag (uit een bevraging  van het UniSAFE-project met 42 000 respondenten bleek dat 62% van het academisch personeel in de ERA (European Research Area)  een vorm van gendergerelateerd geweld meemaakte), op een systematische onderschatting van hun mogelijkheden en verwezenlijkingen en een anders verdeelde werklast dan bij hun mannelijke collega’s: senior vrouwelijke onderzoekers besteden relatief meer tijd aan coaching van jonge onderzoekers en het deelnemen aan comités en raden die een bepaald quotum vrouwelijke leden moeten behalen, terwijl de groep beschikbare vrouwen om dit te doen steeds kleiner wordt: op Europees vlak zijn slechts 26% van de gewone hoogleraren een vrouw.

Mannelijke onderzoekers hebben een grotere kans om financiering te bekomen en promotie te maken dan hun vrouwelijke collega’s. ’Ghost authorship’, waar onderzoekers hun aandeel in wetenschappelijke publicaties onderschat of zelfs genegeerd zien, is een groter risico voor vrouwelijke dan voor mannelijke onderzoekers, en dit vooral in natuur- en ingenieurswetenschappen. Publicaties van vrouwen worden minder geciteerd, en ze worden minder als experten gevraagd.

Een studie van alle doctoraten die op 30 jaar zijn afgelegd in de VS illustreert ook duidelijk de innovatie-diversiteitsparadox: doctoraatsstudenten uit demografisch ondergerepresenteerde groepen zijn innovatiever, maar hun innovativiteit krijgt niet dezelfde aandacht en erkenning, en leidt niet in dezelfde mate tot academische posities als bij studenten uit meerderheidsgroepen. Intersectionaliteit, of het feit dat verschillende vormen van structurele discriminatie elkaar versterken bij gemarginaliseerde individuen of groepen, vergroot dergelijke effecten nog eens exponentieel.

Een dergelijke toch nog wijdverbreide bias in wetenschap kan gevolgen hebben voor alle facetten van het wetenschappelijk proces, ook voor de inhoud van het onderzoek: wat wordt gezien als een interessant onderwerp voor onderzoek, welke problemen zijn ‘de moeite waard’? Hoe worden hypothesen geformuleerd? Welke populaties worden als relevant beschouwd? Hoe worden de data verzameld en geïnterpreteerd? Welke conclusies worden er getrokken en welke eventuele acties worden op basis van de onderzoeksresultaten ondernomen?

In 1878 werd bijvoorbeeld niet ver van Stockholm een Vikinggraf teruggevonden, met daarin een menselijk skelet en een groot aantal wapens. 136 jaar en meer dan 50 wetenschappelijke publicaties (die ervan uitgingen dat het skelet van een hiërarchisch hoogstaande en vanzelfsprekend mannelijke krijger was) later, toonde Anna Kjellström van de Universiteit van Stockholm met een osteologische analyse onweerlegbaar aan dat het skelet van een vrouw was. Op bias gewezen worden, roept veel weerstand op: de eerder vergezochte theorie van de ‘missing male’ bijvoorbeeld, die stelt dat het (mannelijk) skelet van de eigenaar van de wapens er wel degelijk geweest is, maar op mysterieuze wijze spoorloos uit het graf verdween, won aanhang.
Een divers onderzoeksteam waarin met ieders inbreng wordt rekening gehouden in alle stadia van een project, zal alerter zijn voor allerlei soorten bias. Onderzoek toont aan dat diverse teams in het algemeen beter presteren op heel verschillende taken, van bijvoorbeeld puzzels oplossen tot complexe ethische oordelen vellen.

In de afgelopen 10 jaar is het aantal vrouwelijke onderzoekers sneller toegenomen dan het aantal mannelijke: terwijl in 2012 de mannelijke onderzoekers met 128 personen meer waren dan de vrouwelijke onderzoekers, waren er dat in 2021 nog 112 meer.

Dit is zeker een positieve evolutie, maar het volstaat niet om (meer) vrouwen binnen de bestaande structuren te plaatsen: diversiteit is een noodzakelijke, maar op zichzelf geen voldoende voorwaarde voor het verdwijnen van bias. Om echte diversiteit te bekomen, moet er structurele verandering zijn binnen onderzoeksorganisaties zodat er letterlijk maar ook figuurlijk plaats wordt gemaakt voor iedereen.

In dit proces is ook de rol van de Europese Commissie zeker belangrijk geweest, met de aanstelling van Věra Jourová als de eerste Commissaris voor gendergelijkheid in 2014, de Gender Equality Strategy 2020-2025, de ERA-beleidsagenda met gender als een centraal thema, het financieren onder Horizon 2020 en Horizon Europe van projecten over thema’s zoals Gender Equality Plans, hoe onderzoek en onderzoekers genderneutraal evalueren, gendergerelateerd geweld, intersectionaliteit, … Tegen de zomer verwachten we ook de achtste editie van de She Figures, een driejaarlijks rapport met beschrijvende statistieken en indicatoren over gender in onderzoek.
Positief is zeker ook het feit dat Belspo en alle Federale Wetenschappelijke Instelllingen ondertussen een Gender Equality Plan hebben en dat het thema van gendergelijkheid bespreekbaar is. Er zijn ook vele initiatieven die vrouwen in onderzoek zichtbaar maken, zoals bijvoorbeeld Be-Wise, het comité Femmes et Sciences, het initiatief Soapbox Science, …

Deze e-Science Connection ter gelegenheid van 8 maart wil hieraan bijdragen door een diversiteit aan gepassioneerde onderzoeksters in de vele verschillende vakgebieden van de Federale Wetenschappelijke Instellingen te tonen.

Bronnen
Europese Commissie (2021), She Figures. Gender in research and innovation: statistics and indicators.
C. A. Moss-Racucin e.a (2012), Science Faculty’s Subtle Gender Biases Favor Male Students.
L. De Cock (2023), Discriminatie duwt vrouwen van academische ladder
C. Ni e.a. (2021), The gendered nature of authorship
B. Hofstra e.a. (2020), The Diversity-Innovation Paradox in Science
D. Rock, H. Grant (2016), Why Diverse Teams Are Smarter.
C. Criado Perez (2019), Invisible women: exposing data bias in a world designed for men.
Leslie e. a. (2015), Expectations of brilliance underlie gender distributions across academic disciplines.

Onderschrift
Elena Phalet © Minna Vandenabeele