Het programma
Aan het begin van het nieuwe millennium beweegt België zich in een alsmaar complexer wordende sociale en economische realiteit. Het doel van dit programma is deze complexiteit te ontwarren en de wetenschappelijke kennis aan te reiken om de federale Staat de mogelijkheid te bieden de uitdagingen aan te gaan waarvoor hij staat.
De kennis die dit onderzoeksprogramma moet opleveren is ingedeeld in elf generieke thema’s bestaande uit specifieke onderzoeksvragen waarmee de projecten die zullen worden gefinancierd kunnen worden aangestuurd.
Dit programma situeert zich binnen de opdrachten van het Federale Wetenschapsbeleid opgenomen in artikel 6bis, 6 2,1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 betreffende de hervorming van de instellingen, zoals tot op heden gewijzigd.
Het onderzoek dat in aanmerking komt in het kader van dit programma moet beantwoorden aan de onderzoeksvragen in een of meer van de elf thema’s waaruit het bestaat. De onderzoekers mogen dus niet vrij het onderwerp bepalen en hun wetenschappelijke nieuwsgierigheid volgen, maar moeten zich aansluiten bij de aandachtsgebieden van het onderzoek. De onderzoekers blijven volledig vrij om hun voorstel uit te werken, maar zullen de volgende criteria in acht nemen:
a. Politieke dimensie
De "politieke besluitvormers" (in de ruimste
zin van het woord, dat wil zeggen zowel de Ministers als de verantwoordelijken
van de overheidsinstellingen alsmede de vertegenwoordigers van sociale groeperingen
en de burgers zelf) hebben wetenschappelijke kennis nodig in verband met de
uitdagingen waarvoor zij staan. Het doel van het onderzoek waarop dit programma
betrekking heeft is niet zozeer pasklare antwoorden te bieden op heel precieze
behoeften als wel de onontbeerlijke instrumenten te verschaffen om inzicht
te krijgen in de sociale ontwikkelingen die zich voltrekken en zo de besluitvorming
te verhelderen. Dat dit doel voor ogen wordt gehouden houdt ook in dat de onderzoekers
zullen toezien op de overdracht van hun kennis in de meest geëigende vormen
naar mogelijke gebruikers.
b.
Overdracht van buitenlandse experimenten
Talijke thema’s van dit programma waren al het voorwerp
van onderzoek in het buitenland (maar nog niet in België). Het is dus
wenselijk dat de onderzoekers bij de start van het onderzoek een seminarie
zouden organiseren om mogelijke gebruikers op de hoogte te brengen van de resultaten
van de buitenlandse ontwikkelingen.
c. De onderzoekers zullen speciaal aandacht
hebben voor de sociale diversiteit in termen van leeftijd, geslacht,afkomst...
Het onderzoek van dit programma zal expliciet rekening houden
met de complexiteit van de relaties tussen de geslachten, de leeftijden en
de afkomst van de individuen waarop de studies betrekking hebben.
d. Transversale benadering
De indeling van de vragen in elf hoofdthema’s mag geen
transversale benadering van het onderzoek belemmeren. Deze benadering wordt
integendeel zelfs aangemoedigd.
Om te waarborgen dat het onderzoek in het kader van dit programma van hoog wetenschappelijk niveau is, zal het volgende gebeuren:
(a) De onderzoekers zullen innoverende onderzoeksvoorstellen indienen. Dit sluit ieder voorstel uit dat de voortzetting is van werkzaamheden die vroeger al zijn aangevat alsmede toepassingen in ons land van onderzoek verricht in het buitenland. De onderzoekers zullen het innoverende karakter duidelijk in hun voorstel beschrijven.
(b) De internationale dimensie: de voorstellen mogen de sociale fenomenen niet bekijken als zijnde los van de almaar ruimere context waarin ze plaatsvinden. Rekening houden met deze internationale dimensie kan op verschillende manieren gebeuren: ruime contextualisering van het onderzoeksvoorwerp, deelname van buitenlandse partners aan het netwerk van onderzoekers, in het licht stellen van buitenlandse experimenten in verband met het voorwerp van de studie, onderzoek van de gevolgen van internationale maatregelen op de betrokken Belgische wetgeving...
(c) Evaluatie van de voorstellen: de onderzoeksvoorstellen zullen worden beoordeeld door een panel van internationale experts dat de wetenschappelijke kwaliteit volgens strikte criteria zal bekijken. De voorstellen die niet aan deze criteria beantwoorden zullen uit de selectieprocedure worden geweerd.
De burgers hebben een belangrijk aandeel in dit programma. Eerst en vooral bij het uitwerken ervan aangezien raadpleging en overleg plaatsvond om met hun kennisbehoeften rekening te houden. Om tot een gedetailleerde inventaris van deze behoeften te komen werd een enquête gestuurd naar de mogelijke gebruikers van de resultaten van het maatschappelijk onderzoek (regering, overheidfsinstellingen, verenigingen, burgers...).
Deze betrokkenheid gaat verder voor de elf geïdentificeerde onderzoeksthema’s aangezien, bij het uitwerken van hun onderzoeksvoorstel, de ploegen zullen aangeven op welke manier de burgers bij hun activiteiten zullen kunnen worden betrokken.
De operationele directie zal er, samen met de onderzoeksploegen, ook op toezien dat leden van burgerverenigingen deel uitmaken van de begeleidingscomités van de projecten. Op die manier zullen zij worden ingelicht en geraadpleegd.
De wetenschappelijke ploegen en de Operationele directie zullen ten slotte de resultaten van het programma bestemd voor het grote publiek valoriseren via publicaties, seminaries, studiedagen... Deze verschillende activiteiten zijn er immers niet uitsluitend voor een publiek van ingewijden, maar moeten idealiter de reflectie en het debat aanmoedigen tussen de academische wereld, de beslissingsnemers en de gewone burger.