Onderzoeksproject DR/20 (Onderzoeksactie DR)
Thema en onderzoekskaders
Het onderzoek focust vanuit twee kaders op de wijze waarop politie en magistratuur in de uitoefening van hun functie, kennis inzake drugs toepassen bij het nemen van beslissingen.
Vanuit een eerste kader wordt gekeken naar de implementatie van kennis aangaande drugs als onderdeel van het socialisatieproces. Binnen opleidingen en vormingen worden kennis, vaardigheden en technieken overgedragen en aangeleerd teneinde een bepaalde handelswijze of houding aan te leren. Dit laat toe om in de praktijk het hoofd te bieden aan specifieke situaties.
Onderzoek naar de opleiding van magistraten en naar haar relatie met de dagelijkse praktijk is nagenoeg onbestaande in ons land. Uit het bestaande – schaarse – onderzoek naar de politieopleiding in België en in het buitenland, blijkt echter dat de impact van de opleiding in de dagelijkse praktijk eerder beperkt is. De socialisatie op het terrein wordt over het algemeen als belangrijker beschouwd dan de formele opleiding.
Er tekent zich met andere woorden een eerste spanningsveld af tussen het proces van de formele kennisverwerving en het informele socialisatieproces op het terrein.
Vanuit een tweede kader kan eveneens gekeken worden naar de implementatie van kennis aangaande drugs, met name vanuit een beleidskader. Hierbij kan verwezen worden naar de beleidsformulering, de beleidsuitvoering en de beleidsvrijheid. Dit betekent dat politie en magistratuur bij de uitoefening van hun functie genoodzaakt worden om keuzes te maken.
Binnen dit kader wordt met andere woorden een tweede spanningsveld zichtbaar, namelijk tussen de formele beleidsformulering en de informele beleidsuitvoering.
De variaties in de opleiding en in het beleid doen vrezen dat er bij de interpretatie en uiteindelijke toepassing van kennis aangaande drugs in de dagelijkse praktijk van politiefunctionarissen en magistraten aanzienlijke verschillen kunnen optreden.
Onderzoeksvragen en keuze van onderzoekssubjecten
Voorliggend onderzoek tracht na te gaan welke verschillen en gelijkenissen kunnen worden vastgesteld in het toepassen van kennis, vaardigheden en attitude bij politie en magistratuur met betrekking tot drugs. Daarbij wordt onderzocht vanuit welk spanningsveld deze verschillen en gelijkenissen verklaard kunnen worden, en welke factoren hiervoor als verklaring kunnen worden aangereikt.
Het onderzoek spitst zich met betrekking tot politie toe op de lokale politie, meer bepaald op de wijkwerking, de interventie en de gespecialiseerde drugcellen (indien aanwezig) enerzijds en op de gerechtelijke diensten van de arrondissementen anderzijds.
Voor wat betreft de onderzoekssubjecten binnen de magistratuur zal gefocust worden op zowel parket- als zetelende magistraten, gesitueerd op het niveau van eerste aanleg (met name politierechtbank en correctionele rechtbank).
Onderzoeksluik 1: de kaders inhoudelijk onderzoeken
In een eerste onderzoeksluik richt het onderzoek zich op de kennisinhoud (inzake drugs) van de formele opleidingen en vormingen voor politie en magistratuur. Hierbij wordt ook nagegaan op welke wijze deze kennis wordt overgedragen en trachten we het spanningsveld tussen de formele en de informele socialisatie zichtbaar te maken. Daarnaast wordt ook het Belgische beleidskader aangaande drugs bekeken. Hierbij wordt onderzocht hoe het beleid is geformuleerd en hoe diverse begrippen worden gedefinieerd.
De onderzoeksmethoden die in dit luik gehanteerd zullen worden, zijn de literatuurstudie, het semi-gestructureerd kwalitatief interview en de (participerende) observatie. De literatuurstudie moet inzicht verschaffen in het kennisaanbod inzake drugs binnen de opleiding en vormingen voor politie en magistratuur, de verhouding tussen de formele opleiding en de informele socialisatie, de gehanteerde definities binnen het beleidskader en de in het onderzoek gehanteerde onderzoeksmethoden. Tevens zullen beleidsdocumenten onder de loep genomen worden. Het semi-gestructureerde kwalitatieve interview zal worden afgenomen bij formele ‘kennisleveranciers’ zoals docenten binnen de opleiding en vormingen, en bij beleidsactoren. De observaties dienen om – waar mogelijk – vanuit een andere hoek zicht te krijgen op de wijze waarop kennis inzake drugs wordt overgedragen.
In dit onderzoeksluik gaat – op basis van de interviews, de literatuurstudie en de exploratie van de verschillende opleidingen – tevens aandacht uit naar de opmaak van de vragenlijst die in onderzoeksluik 2 zal worden afgenomen.
Onderzoeksluik 2: de verschillen en gelijkenissen in de toepassing van kennis aangaande drugs
In het tweede onderzoeksluik wordt gefocust op de implementatie of de toepassing van kennis aangaande drugs in de reële functie-uitoefening bij politie en magistratuur. In tegenstelling met het vorige onderzoeksluik wordt de omgekeerde weg gevolgd.
Vertrekkende vanuit de effectieve uitvoering van hun functie luidt de vraag: naar welke kennis, vaardigheden en technieken grijpen een politiefunctionaris of een magistraat terug wanneer ze binnen een specifieke situatie geconfronteerd worden met druggebruikers? De verschillen en gelijkenissen die we hierbij vaststellen, worden teruggekoppeld naar het spanningsveld tussen de formele en de informele socialisatie enerzijds, en naar het spanningsveld tussen de beleidsformulering en beleidsuitvoering (welke rol spelen richtlijnen bij de toepassing van kennis en in de houding van politie en magistratuur) anderzijds. Hierbij wordt gezocht naar de factoren die vanuit de beide kaders een verklaring kunnen bieden voor deze verschillen en gelijkenissen.
Binnen dit onderzoeksluik wordt gewerkt met twee onderzoeksmethoden, met name het afnemen van een vragenlijst en het organiseren van focusgroepen. De vragenlijst zal afgenomen worden bij zowel politie als magistratuur. Nadien worden focusgroepen georganiseerd die tot doel hebben de resultaten uit de vragenlijst verder uit te diepen. In deze focusgroepen dienen de verklaringen voor de verschillen en gelijkenissen in de toepassing van kennis, in de gehanteerde definities aan bod te komen. Deze methode ondervangt de nadelen van het gebruik van een vragenlijst (uitklaren van onduidelijkheden), en er kan dieper worden ingegaan op de in deze vragenlijsten geformuleerde antwoorden.
Promotor/coördinator: Prof. Dr. Paul Ponsaers (UGent)
Promotoren: Prof. Dr. Brice De Ruyver (UGent), Prof. Dr. André Lemaitre (Ulg), Prof. Dr. Michel Born (Ulg) en Prof. Dr. Claude Macquet (Ulg).
Buitenlandse onderzoekspartner: Prof. A.B. Hoogenboom (Universiteit Neyenrode – Nl)
Onderzoekers: Bertrand Fincoeur (Ulg) en Wim Vaerewyck (UGent).
Kennis en knowhow van politie en magistratuur over drugs = Savoir et savoir-faire des policiers et des magistrats en matière de drogues
Fincoeur, Bertrand - Vaerewyck, Wim - Born, Michel ... et al Gent : Academia Press, 2006 (PB6169)
[Om te downloaden]
Savoir et savoir-faire des policiers et des magistrats en matière de drogues : résumé
Bruxelles : Politique scientifique fédérale, 2005 (SP1534)
[Om te downloaden]
Kennis en knowhow van politie en magistratuur over drugs : samenvatting
Brussel : Federaal Wetenschapsbeleid, 2005 (SP1535)
[Om te downloaden]
Knowledge and know-how of police and magistrates in drug-related questions : summary
Brussels : Belgian Science Policy, 2005 (SP1536)
[Om te downloaden]