Onderzoeksproject DR/36 (Onderzoeksactie DR)
Thema en doelstelling
In West-Europese landen wordt de ontwikkeling en toepassing van alternatieve afhandelingen voor problematische middelengebruikers gestimuleerd. Dit vanuit de vaststelling dat justitie geen adequaat antwoord kan bieden op de drugproblematiek. Sinds enkele decennia ontmoeten hulp en recht elkaar op verschillende niveaus in de praktijk. In deze context ontstond een samenwerking tussen idealiter twee als equivalent te beschouwen partners. Deze samenwerkingsverbanden zijn vaak organisch gegroeid, vanuit concrete noden en praktijken. Ondanks de reële en toenemende samenwerking, blijft echter een spanningsveld aanwezig gezien cultuur- en visieverschillen. Een gedegen en continue interactie is echter mogelijk. Dat bewijst het Gentse ‘proefzorgproject’. Via ‘proefzorg’ kunnen problematische middelengebruikers, die slachtofferloze feiten plegen, op parketniveau doorgestuurd worden naar de drughulpverlening. Dit project heeft als wettelijk kader de praetoriaanse probatie. Uit de evaluatie van het project bleek dat de betrokken actoren (politie, justitie, hulpverlening) tevreden waren over de structuur, opzet en samenwerking binnen het project, evenals over de rol die zij binnen dit project kunnen vervullen. Dit project en de bijhorende evaluatie focusten zich echter op de Gentse context. Indien men dit project wenst uit te breiden, dient men in eerste instantie aandacht te hebben voor de "implementatie-integriteit".
Dit onderzoek heeft tot doel om, op basis van het identificeren van binnen- en buitenlandse good practices inzake samenwerkingsverbanden tussen justitie en (drug)hulpverlening, de essentiële randvoorwaarden en kritische succesfactoren van deze interactie te identificeren met oog op de implementatie en optimalisatie van deze verbanden. Bovendien beoogt dit onderzoek een handleiding voor betrokken actoren (politie, justitie en hulpverlening) op te stellen met de organisatorische randvoorwaarden voor het implementeren en opvolgen van projecten in het kader van een praetoriaanse probatie.
Onderzoeksopzet
1. Analyse (inter)nationale literatuur betreffende de samenwerking tussen justitie en de hulpverlening.
Aan de hand van deze literatuurstudie zullen de mogelijkheden, knelpunten en randvoorwaarden met betrekking tot interactieverbanden geïdentificeerd worden. De focus ligt hierbij op evaluatiestudies inzake de samenwerking tussen justitie en de drughulpverlening.
2. Organisatie focusgroep, ter aanvulling van voorgaande evaluatie betreffende het Gentse ‘Proefzorgproject’ (De Ruyver, B., Colman, C., De Wree, E., Vander Laenen, F., Reynders, D., Van Liempt, A. en De Pauw, W., Een brug tussen justitie en de drughulpverlening. Een evaluatie van het proefzorgproject, Antwerpen, Maklu, 2008, 199p), waarbij de verschillende betrokken actoren (politie, justitie, hulpverlening en druggebruikers) werden bevraagd naar de voordelen en knelpunten van de interactie. Deze focusgroep heeft tot doel enkele kritische succesvoorwaarden (wettelijke, organisatorische en psychosiale) voor het welslagen van het ‘proefzorgproject’ te identificeren.
3. Haalbaarheidsstudie. Op basis van semi-gestructureerde interviews, worden politiemensen, beleidsmedewerkers, parketmagistraten en hulpverleners van de verschillende settings (binnen vier onderzoekslocaties) bevraagd. De elementen die in het pilootproject ‘Proefzorg’ geïdentificeerd werden als kritische succesfactoren (gestandaardiseerde rapportage, justitiële case manager, meldpunt hulpverlening én de bijkomende elementen verkregen op basis van de focusgroep- cfr tweede fase) worden voorgelegd aan deze actoren en op hun haalbaarheid getoetst. Deze interviews zullen aangevuld worden met interviews van middelengebruikers, die een justitieel alternatief volgen. Zij worden bevraagd over de mogelijke implementatie van (de constitutieve elementen van) ‘Proefzorg’.
Verder worden de onderzoeksresultaten getoetst (in de praktijk) en aangevuld door middel van een bijkomende focusgroep in elke onderzoekslocatie.
4. Opstellen handleiding. Op basis van de resultaten van de verschillende onderzoeksfasen zal een handleiding opgesteld worden die een leidraad bevat met essentiële randvoorwaarden voor het opzetten van een interactie tussen justitie en de drughulpverlening (in het kader van praetoriaanse probatie). Deze handleiding zal zodanig opgesteld worden dat verschillende regio’s (met een verschillend hulpverleningsaanbod) een samenwerkingsverband kunnen opzetten. Tevens zullen deze randvoorwaarden betrekking hebben op de verschillende betrokken actoren, concreet politie, justitie en hulpverlening.
5. Aanvulling kwalitatief luik met een kwantitatief onderzoeksluik. Meer bepaald zal een databank met bijhorend codeboek uitgewerkt worden. De verschillende variabelen hebben ondermeer betrekking op het profiel van de cliënten, het gepleegde feit, de gerechtelijke antecedenten inzake drugdelicten, het gevolgde hulpverleningstraject en het plegen van nieuwe (drug) delicten tijdens het hulpverleningstraject. Op basis van de karakteristieken die per variabele worden omschreven, zal een codeboek opgesteld worden. Dit codeboek laat een eenvoudige registratie door de bevoegde diensten toe. Dit monitoringsyteem maakt het mogelijk zicht te krijgen op het traject van de verdachte/cliënt en daarenboven zicht te krijgen op nieuwe delicten, gepleegd tijdens de periode van het hulpverleningstraject.