Onderzoeksproject DR/39 (Onderzoeksactie DR)
1. Probleemstelling
Spoedgevallendiensten en crisiscentra spelen een belangrijke rol in het verstrekken van eerste hulp aan personen met middelengebonden problemen. Zij kunnen op dat moment ook het meer gespecialiseerde hulpverleningsaanbod kenbaar maken, evenals motivatie tot verandering en behandeling opwekken.
In België kan de crisisopvang voor druggebruikers gesitueerd worden binnen twee grote projecten. Ten eerste zijn er de crisiseenheden voor personen met middelengerelateerde stoornissen, gesubsidieerd door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Sinds 2002 bieden acht centra verspreid over heel België vier crisisbedden aan gedurende maximum vijf ligdagen. Per centrum worden jaarlijks minimum 300 patiënten behandeld. Het betreft volgende crisiseenheden: EPSI (AZ Sint Jan, Brugge), EPSI (AZ Stuivenberg, Antwerpen), UPSIE (UZ Gent), EPSI (UZ Leuven), TEPSI (Ziekenhuis Oost-Limburg, Genk), Centre Hospitalier Régional de la Citadelle (Luik), Centre Hospitalier Régional de Namur (Namen) en Centre Hospitalier Universitaire Brugmann (Brussel). Ten tweede zijn er de crisisinterventiecentra die een revalidatieovereenkomst hebben met het RIZIV (Rijksinstituut voor de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering). De doelstelling van deze centra is enerzijds over te gaan tot een snelle opname en tussen te komen in de crisistoestand en die te beëindigen. Anderzijds staan ze in voor (fysieke) ontwenning en bereiden ze voor op (eventuele) vervolgbehandeling. Volgende gespecialiseerde centra beschikken over een crisisinterventiecentrum erkend door het RIZIV: De Spiegel (Lovenjoel), De Sleutel (Wondelgem), Katarsis (Genk), Antwerps Drugs Interventie Centrum (ADIC) (Antwerpen), Kompas (Kortrijk), Clean (Luik), Transition (Gilly) en Centre Médical Enaden (Brussel).
Een belangrijke ondersteunende methodiek binnen de crisisopvang is case management. Case management blijkt vooral effectief om druggebruikers in contact te brengen met de hulp- en dienstverlening die ze nodig hebben. In België wordt sinds 1999 geëxperimenteerd met deze werkvorm in de verslavingszorg. Eén van de voornaamste geïnstitutionaliseerde vormen van case management, betreft het pilootproject in de crisiseenheden voor personen met middelengerelateerde stoornissen. Er is evenwel weinig bekend over de effectiviteit van deze werkvorm, noch bestaat er éénduidigheid met betrekking tot de toepassing ervan.
2. Doelstellingen en methodologie
A. Aan de hand van een ‘epidemiologische mapping’ een overzicht geven van de werking, het doelpubliek en de realisaties van alle diensten die zich in België toespitsen op de crisisopvang van personen met middelengebonden problemen
Hiertoe zullen we gebruikmaken van bestaande databanken (zoals de registratie van het UZLeuven, de database van de FOD Volksgezondheid met betrekking tot het pilootproject ‘crisis en casemanagement’ en de VVBV-registratie m.b.t. de crisisinterventiecentra). We zullen bovendien in de betrokken diensten face-to-face interviews organiseren met de bedoeling oa. het zorgaanbod, exclusiecriteria, de definiëring van crisis, de bestaande behandelprogramma’s en de financieringsmodaliteiten in kaart te brengen. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van de MAPS (Öberg et al., 1997) en de DATCAP (French et al., 1997).
B. Nauwkeurige omschrijving en afbakening van het begrip ‘crisis’
Omwille van de brede betekenis van deze term zullen zowel kwalitatieve als kwantitatieve methoden worden aangewend om tot een afbakening te komen. Een literatuuronderzoek heeft in eerste instantie tot doel het begrip beter te omschrijven en te begrijpen. Het literatuuronderzoek zal zich vanuit psychologische en psychiatrische hoek toespitsen op de diagnostische criteria van ‘crisis’. Er zal ook gebruik gemaakt worden van bestaande databanken om op een kwantitatieve wijze psychologische en psychiatrische kenmerken van en moeilijkheden rond het begrip ‘crisis’ te identificeren. Deze – aan de hand van het literatuuronderzoek en veldonderzoek bekomen – definities van het begrip ‘crisis’ zullen aan de realiteit worden getoetst via focusgroepen.
C. Beschrijving van de kerntaken inzake case management (CM)
Uit bestaande registratiegegevens van de FOD Volksgezondheid valt af te leiden hoeveel van de op de crisiseenheden opgenomen patiënten contact hadden met een case manager, de duur en frequentie van deze contacten en een eventuele doorverwijzing achteraf. Deze variabelen kunnen tevens in verband gebracht worden met bepaalde persoonsgegevens (oa. leeftijd, SES, diagnose) of met gegevens i.v.m. de opname (bv. duur van de opname, heropname). Deze gegevens zullen aangevuld worden met een documentanalyse van de jaarverslagen van alle CM-projecten voor druggebruikers met betrekking tot het werkingsjaar 2006. Aldus willen we een zicht krijgen op het doelpubliek, het bereik, de case-load, doelstellingen, werkwijze en doelrealisatie van bestaande CM-projecten. Verder worden gestructureerde interviews gepland met alle case managers betrokken bij deze projecten. Teneinde tot gevalideerde functieprofielen voor case managers in de crisiseenheden en andere projecten te komen, zullen ook in deze onderzoeksfase focusgroepen georganiseerd worden waarbij gebruik gemaakt zal worden van de methodiek van ‘concept mapping’ om de functies van een case manager en de basale programmakarakteristieken van case managementprogramma’s in crisiseenheden en andere settings duidelijk te omschrijven.
D. Kostenmeting van de werking van pilootprojecten inzake crisisopvang
De kostenmeting zal gebeuren op basis van de bestaande registratie van patiëntengegevens binnen deze pilootprojecten en de inkomsten en uitgaven van deze diensten per fiscaal jaar. De meting houdt in dat we de kosten berekenen van al de verschillende trajecten die de patiënt kan doorlopen vanaf de aanmelding tot aan de afmelding bij de dienst. Voor het oplijsten van de kosten zullen we gebruik maken van de Drug Abuse Treatment Cost Analysis Program (DATCAP), een gevalideerd instrument dat kostengegevens op een gestructureerde manier in kaart brengt. Aan de hand van dit instrument kunnen we per traject dat de patiënt kan doorlopen de exacte kosten berekenen. Op deze manier kunnen we bij benadering schetsen wat de economische impact is van de interne organisatie met zijn sterktes en zwaktes. In een latere fase zullen we met deze gegevens door middel van afgeleide kansen, simulaties doen die tot suggesties kunnen leiden voor de beleidsvoering van de pilootprojecten.
E. Formuleren van aanbevelingen voor het optimaliseren van de crisisopvang en het case management voor druggebruikers
Ten eerste pogen we te komen tot een beknopte samenvatting en bundeling van alle resultaten en gegevens met betrekking tot de vorige 4 doelstellingen. Op basis van een SWOT-analyse zullen we, naast het geven van een stand van zaken, aanbevelingen doen op microniveau (het klinische niveau, omtrent de specifieke implementatie van CM en crisisopvang naar patiënten toe), op mesoniveau (het niveau van de organisatie van de crisisopvang en CM binnen de voorziening) en macroniveau (op het niveau van het beleid rond CM en crisisopvang voor betreffende patiëntengroep). Ten tweede zullen we de verkregen resultaten en aanbevelingen terugkoppelen aan de realiteit door (vanuit bestaande databanken) analyses te maken op basis van de opvolging van patiënten bij wie (verschillende vormen van) CM worden toegepast.
Coördinator: Prof. dr. Koen Demyttenaere (Katholieke Universiteit Leuven)
Promotoren: Prof. dr. Ronny Bruffaerts (Katholieke Universiteit Leuven), Prof. dr. Guido Van Hal (Universiteit Antwerpen), Prof. dr. Philippe Beutels (Universiteit Antwerpen), Prof. dr. Erik Broekaert (Universiteit Gent) en Dr. Wouter Vanderplasschen (Universiteit Gent).
Onderzoekers: Sofie Hermans (Katholieke Universiteit Leuven), Jessica Fraeyman (Universiteit Antwerpen) en Bjoke Baudoncq (Universiteit Gent)
Crisisopvang voor middelengebruikers in België: een formele evaluatie en aanbevelingen voor een duurzaam beleid - De Evaluatie van Crisis en Case Management (ECCAM) - studie : rapport final
Brussel : Federaal Wetenschapsbeleid, 2011 (SP2583)
[Om te downloaden]