Actie 2 : WETENSCHAP EN MAATSCHAPPIJ
Deel 1 : Economie van wetenschap en kennis
De economische top in Lissabon (23-24 maart 2000) definieerde vier beleidsdomeinen - innovatie, werkgelegenheid, economische hervormingen en sociale cohesie - die kaderen in de algemene doelstelling om van Europa de meest concurrentiele en dynamische kennisgeleide economie ter wereld te maken. Om hieraan tegemoet te komen is een nauwe ‘monitoring’ en ‘benchmarking’ van de ontwikkelingen die zich afspelen op de grenzen van de technologie onontbeerlijk; alsmede van de sociaal-economische en culturele impact van deze ontwikkelingen.
Dit gedeelte van het onderzoeksproject doet prospectie naar nieuwe indicatoren om de bedoelde technische ontwikkelingen en de impact ervan in te schatten; daarbij expliciet rekening houdend met de mondialisering van de sociaal-economische processen die de besluitvorming in diverse beleidsdomeinen en de evaluatie die ermee gepaard gaat ingrijpend kan veranderen.
Deel 2 : Wetenschap, ethiek en samenleving
Het tweede deel gaat over ethische aspecten van wetenschappelijke activiteiten en de weerslag ervan op het besluitvormingsproces. De wetenschap beïnvloedt alle aspecten van de menselijke activiteiten en is een fundamenteel instrument voor de planning en toekomstige opbouw van de mensheid. De wetenschappelijke activiteit en de resultaten ervan werken steeds meer in op de levenskwaliteit en het welzijn van de mensen. Deze activiteiten doen een reeks vragen rijzen waarop een openbaar debat de antwoorden moet formuleren: Wat zijn de belangrijke nieuwe ethische vragen? Wie zijn de verschillende actoren die aan dit debat moeten deelnemen? Wat is precies de rol van de wetenschapper en de industrieel? Hoe moet de openbare sector zijn tussenkomst organiseren? Welke houding dienen we aan te nemen t.o.v. nieuwe technologische ontwikkelingen.
VOORSTELLING VAN DE TRANSVERSALE ACTIES
De mondialisering van onze economieën, de nieuwe communicatietechnologieën, het ontstaan van regionale en internationale organisaties, de economische en sociale verschillen in de staten en gewesten, evenals de opkomst van krachtige protagonisten uit de privé-sector zijn allemaal elementen die een belangrijke weerslag hebben op de economische groei, de werking van onze maatschappij en de kunst van het regeren door de overheden van ons land.
De steeds complexere beleidsvragen en de manier waarop ze op nationaal en supranationaal niveau worden aangepakt (met name Europees door het van kracht worden van het Verdrag van Amsterdam en internationaal met het oog op de mondialisering van beslissingen) maken het nodig verschillende thema's tegelijkertijd in ogenschouw te nemen.. Op het gebied van het onderzoek uit zich dit in een intensivering van de multidisciplinaire aanpak. Bovendien vereisen de grote maatschappelijke veranderingen (de mondialisering, de invoering van nieuwe technologieën, het verschijnsel techno-globalisatie, de kennismaatschappij...) en de mechanismen die gepaard gaan met het ontstaan ervan, dat men nieuwe referentiepunten en ondersteuningsvormen uitwerkt die een kader vormen dat in overeenstemming is met duurzame ontwikkeling.
Deze veranderingen gaan gepaard met een verhoogde behoefte aan nieuwe kennis, waarvan de weerslag op korte en lange termijn geëvalueerd zal moeten worden door het opstellen van nieuwe geharmoniseerde indicatoren. Deze moeten het mogelijk maken het nationale beleid in te schakelen in een integratieproces op Europees niveau en in de mondialisering van de besluitvorming en de economieën. De landen zullen ook intensiever en beter gegevens moeten uitwisselen en een grotere toegankelijkheid van onderzoeksresultaten verzekeren.
De nieuwe programma's "Plan tot wetenschappelijke ondersteuning van een beleid inzake duurzame ontwikkeling" en "Actuele problemen m.b.t. de sociale cohesie" scheppen de mogelijkheid, door de productie en de verwerving van gegevens en informatie om, elk binnen zijn domein, te investeren in kennis en/of op bepaalde vragen concretere antwoorden te geven.
Om het onderzoek de gelegenheid te bieden te antwoorden op bepaalde vragen die opduiken door de groeiende onderlinge afhankelijkheid tussen België en de andere landen van de wereldgemeenschap op gebieden als sociale interactie, internationale betrekkingen, economische ontwikkeling, culturele uitwisseling of ook toegang tot informatie en maatschappelijke participatie, werd een programma van transversale acties in het leven geroepen met drie pijlers die gebaseerd zijn op de hierboven beschreven context.
De drie pijlers zijn:
- Belgische openbare instellingen en de besluitvorming in een gemondialiseerde samenleving (S1);
- Wetenschap en maatschappij (S2);
- Leefbare steden (S3).
WETENSCHAP EN MAATSCHAPPIJ
Deel 1 : Economie van wetenschap en kennis
Prioritaire thema's
Indicatoren inzake arbeidsorganisatievormen (telearbeid en telegeneeskunde)
De ICT-toepassingen zorgen voor het opheffen van de geografische barrières die in het menselijk handelen besloten liggen. De werkplaats en de locatie van de werkgever hoeven niet noodgedwongen samen te vallen. Hoewel er een hele literatuur bestaat inzake telewerken heeft een internationaal vergelijkbare indicator het daglicht nog niet gezien. Op het vlak van telewerken bestaat er nog bijzonder weinig inzake de medische sector. Nochtans is een van de snelst groeiende sociaal-economische sectoren in de geïndustrialiseerde landen die van de gezondheidszorg. Ook op dit vlak maken de ICT-toepassingen opgeld. De biomedische wetenschappen en de ontwikkelingen binnen de telegeneeskunde roepen in dit groeiende segment van de maatschappij om de nodige aandacht. Vandaar dat er in de schoot van de OESO-onderhandelingen in het kader van de herziening van de Frascati-handleiding aandacht voor wordt gevraagd.
Met deze gevallenstudie komt de mogelijkheid om onderzoek te doen rond de impact van de bepaalde ICT-toepassingen op de arbeidsorganisatie (telewerken en telegeneeskunde).
Indicatoren inzake bedrijfsleven en kenniseconomie
Via de O&O-enquêtes worden een aantal (overwegend) kwantitatieve gegevens bekomen waarmee de dynamiek van het O&O-gebeuren in de Belgische economie wordt in kaart gebracht.
Ter aanvulling van deze vooral kwantitatieve informatie uit de enquêtes is het nuttig gevallenstudies uit te voeren om meer kwalitatieve informatie te krijgen rond het O&O-gebeuren in de bedrijven zelf alsook de arbeidsorganisatie waar deze ingebed is.
Er zijn immers een aantal gebeurtenissen die door deze enquêtes onvoldoende gevat worden, waaronder:
- De bedrijfsorganisatie en de plaats van het O&O-gebeuren in een bedrijf;
- De wijze waarop dit kennisstromen binnen het bedrijf en in relatie met de buitenwereld beïnvloedt;
- Het belang van eventuele recente arbeidsorganisatorische veranderingen in de bedrijven als gevolg van de ICT-revolutie en hun impact op de kennisabsorptiecapaciteit;
- De gevolgen van de toenemende codificatie en commercialisatie van kennis die mogelijk wordt door de ICT-revolutie en waardoor de uitwisseling van kennisstromen en daarmede ook de technologische diffusie in omvang, volume en impact toenemen;
- enz...
Uiteindelijk moet dit onderzoek resulteren in informatie die het mogelijk maakt de verschillende O&O-enquêtegegevens beter te begrijpen en het eveneens mogelijk maken om de enquête in de toekomst op een verbeterde wijze te concipiëren.
Indicatoren inzake relaties tussen kennisgenererende en kennisgebruikende instellingen
Een belangrijke bron van kennis zijn de universiteiten, de hogescholen en de openbare collectieve onderzoekscentra. Deze genereren de kennis j door middel van fundamenteel onderzoek, of van toegepast onderzoek. In een kennissamenleving moet deze door bovenstaande actoren gegenereerde kennis optimaal in de samenleving kunnen circuleren.
De productie van kennis - zoals gemeten door wetenschappelijke publicaties - is in België groter dan het Europese gemiddelde. Verschillende auteurs suggereren dat deze kennis nochtans onvoldoende opgenomen wordt door het bedrijfsleven. De valorisatie van deze kennis zou niet maximaal in België gebeuren maar elders. Klopt deze hypothese?
Indicatoren inzake relaties tussen kennisgenererende en kennisgebruikende instellingen in een internationale context
Zoals boven werd aangehaald is de productie van kennis - zoals gemeten door wetenschappelijke publicaties - in België groter dan het Europese gemiddelde. Andere indicatoren zoals bijvoorbeeld de participatie van België in het Europese kaderprogramma, wijzen in dezelfde richting. Daarnaast blijkt ook dat deze kennis in België onvoldoende gevaloriseerd wordt (cf. de boven geciteerde auteurs). Het aantal Belgische octrooien ligt onder het Europese gemiddelde; hetzelfde geldt voor het aantal private technologische allianties. Wijst het aantal nieuwe technologische start-ups in België in vergelijking met het Europese niveau in dezelfde richting?
Hoe kan deze (schijnbare) tegenstrijdigheid tussen een hoge wetenschappelijke productie en een lage valorisatie ervan in het Belgische bedrijfsleven verklaard worden? Enkele elementen van antwoord kunnen gevonden worden in een diepgaandere analyse van de gepubliceerde octrooien. Het valt immers op dat, niettegenstaande het aantal octrooiaanvragen van Belgische bedrijven relatief laag ligt, het aantal octrooien waarbij Belgen betrokken zijn (als co-uitvinder bijvoorbeeld) relatief hoog ligt. Een mogelijke verklaring van dit fenomeen houdt verband met de aanwezigheid van de vele multinationals in België die zich Belgische onderzoeksresultaten zouden kunnen toeëigenen of, op zijn minst, de valorisatie ervan buiten België zouden kunnen organiseren. Het feit dat multinationals van Belgische origine eerder zeldzaam zijn, zou dit effect nog kunnen versterken. Valt deze hypothese te rijmen met de vastgestelde evolutie van het saldo op de Belgische technologische betalingsbalans? Hoe moeten in dit licht de resultaten van het Federaal Planbureau inzake ‘delocalisatie’ geïnterpreteerd worden?
Indicatoren inzake dragers van kenniseconomie
Met de totstandkoming van de eenheidsmarkt in Europa en de toenemende handel in de rest van de wereld met in zijn zog de toenemende kapitaalstromen blijven de kennisstromen natuurlijk niet achter.
Deze kennisstromen verlopen onder meer via het menselijk kapitaal naast de meer gecodificeerde kennis of de kennis aanwezig in kapitaalgoederen enz.
Het is bijgevolg een uitgelezen moment om de mogelijkheden en tekortkomingen in het bestaande Belgische statistische apparaat bloot te leggen en de methodieken inzake de dataverzameling en -analyse inzake het menselijk potentieel te inventariseren en aan te geven welke voor de specifieke Belgische situatie mogelijk de beste zijn.
Deel 2 : Wetenschap, ethiek en samenleving
Prioritaire thema's
Aangezien de problematiek zo ruim is, zullen alle hierboven gestelde vragen bestudeerd worden in het kader van met name het crisisbeheer, de biowetenschappen en meer in het bijzonder de biotechnologie.
S2/001/02: Regionale ontwikkeling door kennisgedreven ondernemerschap: de rol van kenniscreërende instellingen
S2/001/04: Onderzoek naar de verspreiding, voorwaarden en implicaties van telewerk
S2/001/06: Organisatiestructuur en mobilisatie van human resources: indicatoren voor een veruimd innovatiebeleid
S2/001/08: Het belang van internationale spillovers voor een kleine open economie: micro evidentie voor België
S2/005/10: Octrooien, merken, NME registraties, internationale samenwerking in O&O en buitenlandse MNO's in België
S2/011/12: Opzetten van een schema voor een geïntegreerde evaluatie van de institutionele organisatie inzake W&T
S2/064/01: ICT en ICT toepassingen in België. Een internationaal perspectief
S2/10/002: Politieke regelgeving inzake biotechnologie: GGO’s en MOV in België en Frankrijk
Régulation publique des biotechnologies : biomédecine et OGM agroalimentaires en Belgique et en France : rapport final
Schiffino, Nathalie - Varone, Frédéric Gent : Academia Press, 2005 (PB6135)
Recherche sur la propagation, les conditions et les implications du télétravail : rapport final
Bruxelles : Politique scientifique fédérale, 2003 (SP1216)
[Om te downloaden]
Onderzoek naar de verspreiding, voorwaarden en implicaties van telewerk : finaal rapport
Brussel : Federaal Wetenschapsbeleid, 2003 (SP1217)
[Om te downloaden]
Research into the spread of teleworking, its conditions and implications : final report
Brussels : Federal Science Policy Office, 2003 (SP1218)
[Om te downloaden]