NL FR EN
www.belgium.be

Bedrijfsvoorheffing O&O

Veel gestelde vragen in zake de bedrijfsvoorheffingskorting op de lonen van kenniswerkers

Alle ondernemingen met economische activiteiten die gebruik wensen te maken van de partiële vrijstelling van bedrijfsvoorheffing op de lonen van kenniswerkers, dienen hun O&O-projecten of programma's bij de programmatorische overheidsdienst wetenschapsbeleid (BELSPO) aan te melden.

Ze dienen aan te tonen dat hun O&O-activiteiten zich op het terrein van het fundamenteel onderzoek, het industrieel onderzoek of de experimentele ontwikkeling

Nieuwe projecten of programma's dienen vanaf 1 januari 2014 te worden aangemeld.

Voor bestaande O&O-projecten en programma's hadden ondernemingen tot 31 december 2014 de tijd om aan deze verplichting te voldoen.

Een O&O-project, of een punctuele O&O-activiteit, kenmerkt zich door een flexibele inzet van kenniswerkers om doelgericht en binnen een afgebakende tijdspanne een concreet plan te realiseren.

Doorgaans gebeurt dit op het domein van de experimentele ontwikkeling, waar bestaande kennis omgezet wordt naar een concrete toepassing, bijvoorbeeld een nieuw of verbeterd product of een nieuwe of verbeterde productiewijze.

BELSPO raadt aan dat de technisch/wetenschappelijke informatie bij deze aanmelding verschaft wordt door personeelsleden die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de O&O-activiteit.

Tijdens de looptijd van het O&O-project kan de personeelsbezetting worden gewijzigd (bewaar timesheets).

Een O&O-programma is een O&O-activiteit die op continue wijze - structureel of recurrent - wordt uitgevoerd.
Structureel O&O blijkt dikwijls uit de bedrijfsorganisatie zelf, waar bepaalde eenheden zoals R&D-centra, centra voor klinische tests, pilootfabrieken enz. op continue wijze met (voornamelijk) fundamenteel en industrieel onderzoek of (minder frequent) met experimentele ontwikkeling  aan de gang zijn. 

Een O&O-programma kan zich ook uiten door in house / on site activiteiten op vlak van bijvoorbeeld engineering of software ontwikkeling. Qua O&O-spectrum richten deze bedrijven zich op industrieel onderzoek en (in hoofdzaak) experimentele ontwikkeling, en dit op recurrente wijze.

Bij de aanmelding wordt de generieke O&O-strategie binnen een bedrijfseenheid of personeelsformatie omschreven en wordt de taakomschrijving, de affectatie en het diploma opgegeven van de kenniswerkers die bij de uitvoering van deze strategie betrokken zijn.

Bedrijven die zich op structurele of recurrente wijze op O&O toeleggen kunnen met het federaal wetenschapsbeleid een raamwerk bespreken waarbinnen de aanmelding van deze programma's kan gebeuren. Een afspraak kan gemaakt worden via mail aan fiscal@belspo.be.

De aanmelding is verplicht, de vraag om advies is facultatief.

Wanneer door een onderneming advies wordt gevraagd of een bepaalde activiteit al dan niet als O&O kwalificeert, zal BELSPO deze aanvraag binnen een termijn van 3 maand beantwoorden. BELSPO gaat dan na of voldaan is aan de diplomavereisten, en/of de aangemelde onderzoeks- en/of ontwikkelingsprojecten of –programma’s experimentele ontwikkeling, fundamenteel of industrieel onderzoek tot doel hebben.Het standpunt van BELSPO is bindend en verschaft bijgevolg rechtszekerheid m.b.t. de toepassing van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.

De maatregel is een subsidie en moet boekhoudkundig als een opbrengst worden genoteerd.

Het kan enkel toegepast worden voor personeelsleden waarvoor de bedrijfsvoorheffing aan 100% wordt verrekend. 

De partiële vrijstelling van doorstorting vanaf het diplomaniveau van master, die van toepassing is in alle bedrijven (onafhankelijk van de grootte of van de R&D-intensiteit van deze bedrijven) is een niet-selectieve steunmaatregel.

Enkel de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor de onderzoekstechnici en projectbeheerders inzake onderzoek en ontwikkeling (zonder het kwalificerend masterdiploma) bij YIC-bedrijven is selectieve staatssteun, doch verenigbaar met art. 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. We bevelen sociale secretariaten en werkgevers aan om enkel deze personeelscategorie (onderzoekstechnici en projectbeheerders inzake onderzoek en ontwikkeling zonder kwalificerend masterdiploma) de vrijstellingscode 31 te geven.

Diploma’s van masterniveau die minstens 240 study credits totaliseren:

1° ofwel, een diploma van doctor in de toegepaste wetenschappen, in de exacte wetenschappen, in de geneeskunde, in de diergeneeskunde of in de farmaceutische wetenschappen, of van burgerlijk ingenieur;

2° ofwel, een diploma van master of een gelijkwaardig diploma in de studiegebieden of combinaties van studiegebieden van:

a) voor de Vlaamse gemeenschap

  • wetenschappen;
  • toegepaste wetenschappen;
  • toegepaste biologische wetenschappen;
  • geneeskunde;
  • diergeneeskunde;
  • farmaceutische wetenschappen;
  • biomedische wetenschappen;
  • industriële wetenschappen, technologie en nautische wetenschappen;
  • biotechniek;
  • architectuur;
  • productontwikkeling;

b) voor de Franstalige Gemeenschap:

  • wetenschappen;
  • ingenieur;
  • landbouwkunde en biologisch ingenieur;
  • geneeskunde;
  • dierengeneeskunde;
  • biomedische en farmaceutische wetenschappen;
  • architectuur en urbanisme;
  • industriële wetenschappen;
  • industriële landbouwwetenschappen.

Diploma's uit de volgende richtingen komen niet in aanmerking:

  • Audiovisuele en beeldende kunst
  • Handelswetenschappen en bedrijfskunde
  • Muziek en podiumkunsten
  • Sociaal-agogisch werk
  • Toegepaste taalkunde
  • Archeologie, Geschiedenis, Kunstwetenschappen, Taal- en letterkunde
  • Criminologische wetenschappen, Rechten
  • Economische en toegepaste economische wetenschappen en Verkeerskunde
  • Godsdienst, Moraal en Wijsbegeerte
  • Pedagogische wetenschappen en Psychologie
  • Politieke en Sociale wetenschappen

BELSPO kan een bindend advies uitbrengen of een diploma in aanmerking komt voor de toepassing van de vermindering van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing. U stelt de vraag via mail aan fiscal@belspo.be.
Dit kan ook voor buitenlandse diploma's. Bij twijfel wordt doorverwezen naar NARIC, de instantie die verantwoordelijk is voor de erkenning van de gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen.

Van het diplomaniveau kan worden afgeweken voor "Young Innovative Companies" (YIC) en voor bedrijven die op projectbasis samenwerken met universiteiten en andere non-profit onderzoeksorganisaties.

Voor YIC-bedrijven kan de vermindering van doorstorting  van de bedrijfsvoorheffing behalve op de kenniswerkers met de kwalificerende masterdiploma's ook worden toegepast op het technisch / ondersteunend personeel (administratieve en commerciële functies zijn uitgesloten).

Bij samenwerkingen tussen bedrijven en universiteiten of onderzoeksorganisaties kan de vrijstellingsmaatregel ook worden toegepast op O&O-personeel (tewerkgesteld in het samenwerkingsverband bij het bedrijf), dat niet over de diplomakwalificatie beschikt, maar deze kwalificatie door ervaring verworven heeft. 

Een YIC dient te voldoen aan de voorwaarden van een kleine vennootschap zoals gedefinieerd in art. 15 §1 van het Wetboek Vennootschappen; m.n. mag een YIC niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden:

  • een jaargemiddelde van 50 personeelsleden;
  • een jaaromzet - exclusief BTW - van 7.300.000 Euro;
  • een balanstotaal van 3.650.000 Euro; tenzij het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt.

Bovendien dient een YIC

  • minder dan 10 jaar te bestaan, voorafgaand aan 1 januari van het referentiejaar,
  • niet opgericht te zijn in het kader van een concentratie, herstructurering, uitbreiding van een vroegere activiteit of een overname van dergelijke activiteiten,
  • minstens 15% van de totale kosten van het voorgaande belastbaar tijdperk is aangewend voor onderzoek en ontwikkeling.

De YIC dient aan deze vereisten te voldoen aan het einde van het vorige belastbaar tijdperk, voorafgaand aan het belastbaar tijdperk tijdens hetwelke de bezoldigingen zijn uitbetaald.

Non-profit onderzoeksorganisaties zijn vrijgesteld van deze aanmeldingsplicht, zij dienen echter via in ministerraad overlegd KB als wetenschapsinstelling erkend te worden vooraleer er de vrijstelling van doorstorting kan worden toegepast.
Reeds erkende wetenschappelijke instellingen.

De vrijstelling kan er worden toegepast op personeel van gelijkaardig diplomaniveau en met een gelijkaardige of hogere O&O-tijdsbesteding als het assisterend academisch personeel aan universiteiten.

Criteria onderzoeksorganisatie:

  1. Hoofddoelstelling kennis opdoen, verspreiden van kennis en onderwijs.
    Het hoofddoel van de organisatie is kennis opdoen en uitdragen. De onderzoeksresultaten worden verspreid via kennis- of technologieoverdracht of via publicaties.

  2. Onderzoeksactiviteiten bestaan uit fundamenteel / industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling
    De activiteiten van de organisatie richten zich hoofdzakelijk op het uitvoeren van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek en/of experimentele ontwikkeling. Zijn de activiteiten gericht op commerciële activiteiten (of activiteiten voorbij het stadium van experimentele ontwikkeling), dan is de organisatie geen onderzoeksorganisatie.

  3. Winst volledig terug investeren in werking
    De winst van de entiteit wordt volledig geïnvesteerd in nieuw onderzoek/ontwikkeling, onderwijs over de behaalde resultaten en/of in kennisverspreiding.

  4. Geen voorkeurstoegang voor aandeelhouders
    Ondernemingen (bijvoorbeeld sponsors van de onderzoeksorganisatie) / aandeelhouders die invloed kunnen uitoefenen op de organisatie, mogen geen structurele preferentiële toegang tot de onderzoekscapaciteit, de onderzoeksprogrammatie of de onderzoeksresultaten van de organisatie hebben. Voor wat de resultaten betreft kan incidenteel een uitzondering worden gemaakt; dit bijvoorbeeld wanneer een onderzoeksorganisatie specifieke onderzoeksresultaten tegen marktprijzen aan een onderneming/opdrachtgever verkoopt.

Fundamenteel onderzoek:
experimentele of theoretische werkzaamheden die voornamelijk worden verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder dat hiermee een rechtstreekse commerciële toepassing of een rechtstreeks commercieel gebruik wordt beoogd.

  • Situeer het project binnen de context van het bedrijf.
  • Welke nieuwe wetenschappelijke vooruitgang wordt (werd) met het project nagestreefd?
  • Welk soort onderzoeksactiviteiten zullen worden (werden) uitgevoerd om deze nieuwe kennis te verkrijgen?
  • Welke hypotheses, theorieën, wetten zullen worden beproefd (of werden geformuleerd) door deze onderzoeksactiviteiten?

Industrieel onderzoek:
planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving en/of in een omgeving met gesimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, wanneer dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validering van generieke technologie.

  • Situeer het project binnen de context van het bedrijf.
  • Welke nieuwe kennis en vaardigheden wordt (werd) met het onderzoek nagestreefd?
  • Welk soort O&O-activiteiten zullen worden (werden) uitgevoerd om deze nieuwe kennis en vaardigheden te verkrijgen?
  • Voor welke nieuwe producten, procedés, methodes of diensten zullen deze kennis en vaardigheden worden gebruikt?
  • Of, indien geen nieuwe, maar de verbetering van bestaande producten, procedés of diensten worden (werden) nagestreefd, wat was dan het uitgangspunt en waaruit bestaat (bestond) de verbetering?

Experimentele ontwikkeling:
het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten. Dit kan ook activiteiten omvatten die gericht zijn op de conceptuele formulering, de planning en documentering van nieuwe producten, procedés of diensten. Experimentele ontwikkeling kan prototyping, demonstraties, pilotontwikkeling, testen en validatie omvatten van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten in omgevingen die representatief zijn voor het functioneren onder reële omstandigheden, met als hoofddoel verdere technische verbeteringen aan te brengen aan producten, procedés of diensten die niet grotendeels vast staan.
Dit kan de ontwikkeling omvatten van een commercieel bruikbaar prototype of pilot die noodzakelijkerwijs het commerciële eindproduct is en die te duur is om te produceren alleen met het oog op het gebruik voor demonstratie- en validatiedoeleinden. Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden.

  • Situeer het project binnen de context van het bedrijf.
  • Welke bestaande wetenschappelijke, technische of zakelijke kennis of vaardigheden was het uitgangspunt voor de O&O-activiteiten?
  • Welke technologische vooruitgang wordt (werd) gepoogd te bewerkstelligen?
  • Welke obstakels / onzekerheden worden (werden) getracht te overwinnen om deze technologische vooruitgang te bewerkstelligen?
  • Welk soort activiteiten worden (werden) gepland om deze obstakels / onzekerheden te overwinnen?

Indien de O&O-activiteit het ontwikkelen van software omvat:

  • Wat is (was) het toepassingsgebied van de programmatuur?
  • Wat is (was) de functionaliteit?
  • Beschrijf de technische uitdaging waaraan wordt (werd) gepoogd een oplossing te geven?
  • Wat is (was) het concept dat bij de ontwikkeling van de programmatuur werd gebruikt?  Welke denkpatronen (imperatief, functioneel, logisch, object-georiënteerd) en programmeertalen worden (werden) aangewend?
  • Beschrijf de verschillende etappes van de oplossingsrichting die u gebruikte; bijv. tijdens de planningsfase (de analyse van de vereisten), de ontwerpfase, de constructiefase en de testfase?
  • Welke bestaande modelleerprogramma's, programmeertools, componenten, methoden en technieken worden (werden) gebruikt?
  • Welke methoden en technieken worden (werden) zelf ontwikkeld?
  • In hoeverre zijn de IT-architectuur, applicaties / interfaces, data-architectuur, en algoritmen van de zelf ontwikkelde programmatuur, vernieuwend voor het bedrijf?

lees meer

Contactgegevens

Fiscale Cel
BELSPO - Federaal Wetenschapsbeleid
WTC III
Simon Bolivarlaan 30 bus 7
1000 Brussel

  +32 (0)2 238 34 56
  fiscal@belspo.be